De christelijke seksuele moraal is een Evangelie-aangelegenheid

ben-white-9HsVmG6NSHE-unsplash
Leestijd: 3 minuten

In de eerste brief die Paulus aan Timotheüs schrijft, klinkt van het begin tot het eind verontrusting door over het bewaren van de gezonde leer. Paulus’ onderwijs aan Timotheüs met betrekking tot de gezonde leer is scherp en doordringend. Weerleg hen die een valse leer brengen (1 Tim. 1:3; 5:17; 6:3-5); stel opzieners aan die in staat zijn de gezonde leer te onderwijzen; (4:11, 13 en 16); bewaar de gezonde leer (6:20). Waarom? Omdat het een Evangelie-aangelegenheid betreft (1:11).

Mijn vrees is dat de geest van de tijd totaal niet spoort met wat Paulus aan Timotheüs vertelt. Veel kerken en personen zijn maar al te bereid om vrede te sluiten met de tijdgeest in plaats van de Schrift te gehoorzamen. Het gevolg is dat het benoemen van orthodox-zijn te vaak neerkomt op hoe mager de leer kan zijn, in plaats van hoe gezond de leer moet zijn.

Paulus laat echter duidelijk blijken dat de goede leer niet alleen wezenlijk is voor het op de juiste wijze doorgeven van het geloof (Judas:3), maar hij noemt zelfs enkele namen die als het ware aangeven hoe de inhoud van de gezonde leer eruit moet zien.

Met de pen amper op het papier schrijft Paulus aan Timotheüs dat hij sommigen moet bevelen om geen andere leer te brengen (1 Tim. 1:3). Verder waarschuwt hij voor personen die zich kennelijk uitgaven voor de theologiekenners van die tijd. Paulus hekelt deze valse leraars en beschrijft ze als degenen die zelfverzekerd stellingen lanceren die ze niet begrijpen, over dingen waar ze geen verstand van hebben (3:7).

In dit verband roert Paulus een goed en een verkeerd gebruik van de wet aan. Waarschijnlijk grijpt hij de dingen aan die de valse predikers uit hun onderwijs weglieten of die ze door hun levenswandel tegenspraken: „Wij weten dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt, en hij dit weet, dat den rechtvaardige de wet niet is gezet, maar den ongerechtigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, den hoereerders, dien die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is, naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is” (1 Tim. 1:8-11).

Wat deze bijzondere lijst van zonden zo boeiend maakt ­–een punt dat onze aandacht moet hebben als kerk in de 21e eeuw– is de vergelijking die er aan het eind aan vastgemaakt is. Men zou het met haastig lezen gemakkelijk over het hoofd kunnen zien. Naar Paulus’ zeggen hoort deze opsomming van zonden –een lijst met inbegrip van moord, homoseksualiteit, mensenhandel en leugen– bij „iets anders tegen de gezonde leer”. Dat houdt in dat de dingen die Paulus hier opsomt tegen de gezonde leer zijn. Welnu, deze constatering mag op sommigen betweterig overkomen, maar het is overduidelijk dat deze zonden tegen de „gezonde leer” zijn, hoe je dat ook wilt definiëren.

Maar de tweede vergelijking die Paulus trekt in 1 Tim. 1:11 is wel zeer boeiend en eist onze aandacht nog meer op. Paulus’ definitie van „de gezonde leer” –ook hier tegengesteld aan de lijst van zonden uit 1 Tim. 1:8-11– is op zo’n manier geformuleerd dat die is „naar het Evangelie der heerlijkheid Gods des zaligen Gods, dat mij toebetrouwd is.”

Wat houdt dit in? Het Evangelie brengt de gezonde leer met zich mee. Mistasten over de gezonde leer is mistasten wat het Evangelie aangaat. Omgekeerd impliceert de gezonde leer ook een gezonde ethiek, in overeenstemming met Gods wil. Een compromis op het gebied van de christelijke ethiek –homohuwelijk, abortus, enz.– is een compromis sluiten over de gezonde leer. Volgens 1 Tim. 1:8-11 komt dat neer op het compromitteren van het Evangelie.

Daarom is de christelijke seksuele ethiek geen kwestie van ‘agree-to-disagree’ –het eens zijn over het oneens zijn­– een standpunt dat ten grondslag ligt aan Artikel 10 van de Nashville verklaring:

WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren. Wie deze wel goedkeurt wijkt fundamenteel af van de standvastigheid die van christenen verwacht mag worden en van het getuigenis waartoe zij geroepen zijn

WIJ ONTKENNEN dat de goedkeuring van homoseksuele onreinheid of transgenderisme een moreel neutrale zaak is, waarover getrouwe christenen onderling van mening mogen verschillen.

Met minder dan dit doet men tekort aan de ernst van Paulus’ vermaning aan Timotheüs, dat men de valse leer, die niet is „naar het Evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods” dat ons is toebetrouwd, moet weerleggen.


Dit is een vertaald artikel van The Council on Biblical Manhood and Womanhood.

Ook interessant

Nehemia als poortwachter (2)

Tobia wordt zonder pardon uit de tempel gegooid. Vader, verwijdert u als poortwachter ook radicaal het kwaad uit uw huis?