Recensie: Alles is hermeneutiek (maar hermeneutiek is niet alles)

Boek Verbonden voor het leven
Leestijd: 6 minuten

De Bijbel biedt geen ruimte voor homoseksualiteit? Dit schrijft Ad de Bruijne in  Verbonden voor het leven. Door een veranderde hermeneutiek blijkt die ruimte er wel te zijn. Het zet echter de betrouwbaarheid van de Bijbel op het spel.

Wat je ook van dit boek vindt, iedereen is het er over eens dat het een prestatie van formaat is. Het is zondermeer het meest diepgravende boek over homoseksualiteit dat de afgelopen decennia in het Nederlandse taalgebied verschenen is. Indrukwekkend in methode en diepgang, innovatief in het voorstel dat het doet. Ook los van het thema homoseksualiteit is dit een erudiet boek waar veel te halen en te leren valt.

Identiteit

De Bruijnes beschouwing over de ontwikkeling van de culturele visie op homoseksualiteit en de omgang ermee is alleen al de moeite van het lezen waard. Het maakt duidelijk dat onze visie op en omgang met seksualiteit in het algemeen en homoseksualiteit in het bijzonder in diepgaande wisselwerking staan met ontwikkelingen in het denken en de cultuur. Het zijn die ontwikkelingen – aldus De Bruijne – die ertoe geleid hebben dat wij heel anders tegen homoseksualiteit aankijken dan de eeuwen voor ons deden. In het westerse denken is het individu steeds meer centraal komen te staan en is seksualiteit – en dus ook homoseksualiteit – steeds meer een onmiskenbaar aspect van onze identiteit geworden. Waar mensen vroeger homoseksuele daden verrichtten, stellen mensen vandaag dat ze homo zijn – een categorie die men – laten we zeggen – in de Middeleeuwen niet kende. De Bruijne waardeert deze ontwikkeling positief; het bewustzijn van eigen individualiteit, inclusief seksualiteit ziet hij in het verlengde van de christelijke antropologie (mensleer) liggen. Hij meent dat homoseksualiteit biologisch gezien een ‘verrijkende minderheidsvariatie’ in de schepping is, die weliswaar ‘een element van gebrokenheid’ bevat vanwege het onvermogen tot voortplanting, maar ook waardevolle aspecten als eros en relationele dimensies die bij Gods goede schepping horen. Boven de Bijbel uit De Bruijne is er duidelijk over: de Bijbel biedt geen ruimte voor een homoseksuele relatie. Het valt in hem te prijzen dat hij niet meedoet aan gekunstelde pogingen (zoals die van Almatine Leene en René Erwich in hun boek Vuur dat nooit dooft) om de Bijbelse gegevens te ontkrachten of te herinterpreteren. Toch is zijn conclusie dat homorelaties, desnoods inclusief de seksuele kant van het verhaal, vandaag een begaanbare weg zijn. Als er seksualiteit in het spel is, pleit hij voor een levenslange verbintenis. Dat lijkt op een huwelijk, maar dat is het niet en dat wil hij ook niet. Het huwelijk, in zijn complementariteit van man en vrouw, is immers een afspiegeling van de eenheid in verscheidenheid tussen Christus en de gemeente en dat is onvervangbaar. Een homoseksuele relatie kan gezegend worden in de kerk, maar niet als een huwelijk.

De Bruijne is er duidelijk over:
de Bijbel biedt geen ruimte voor een homoseksuele relatie.

Hoewel de Schrift geen ruimte biedt voor homoseksuele verbintenissen, meent De Bruijne dat de totaal andere context waarin wij vandaag verkeren – waarin homoseksualiteit beleefd wordt als een kernelement van iemands identiteit – die ruimte wel geeft. Het zijn dus hermeneutische overwegingen die hem op dit standpunt brengen. Hoewel hij weet dat wat hij stelt niet in de Bijbel staat, wil hij ‘verder in lijn van de Bijbel’, maar daar ook ‘bovenuit’. De hermeneutische sleutel om ‘hogerop’ te komen is de eschatologie. In plaats van vanuit vastliggende scheppingsordeningen te denken, denkt De Bruijne vanuit het einde. In het toekomstige Koninkrijk spelen huwelijk en seksualiteit geen rol van betekenis meer. De anticipatie op het Koninkrijk met zijn niet meer in de schepping ingebedde structuren biedt De Bruijne ruimte om een relatie tussen mensen van hetzelfde geslacht als een volwaardige verbintenis te beschouwen. Zoals het huwelijk verwijst naar de relatie tussen Christus en de gemeente, en de ongehuwde staat naar de persoonlijke bruidsrelatie van de gelovige met Christus, zo kan ook een homorelatie een verwijzende functie hebben, namelijk naar de onderlinge verbondenheid die mensen in Gods toekomst zullen hebben.

Niet nieuw

Hoewel de doordenking bij De Bruijne nieuw en vernuftig is, is de route die hij voorstelt dat natuurlijk niet. Het is de weg die vele mainline protestanten reeds eerder bewandelden of willen bewandelen (denk aan het recente voorstel binnen de Anglicaanse kerk om homorelaties te zegenen). Maar al wordt een dergelijke relatie niet als een huwelijk gezien, het verschil is natuurlijk flinterdun zeker als een homopaar wel burgerlijk getrouwd is. Ik moet in dit verband denken aan de heldere boodschap die Stephen Mugalu, aartsbisschop van Oeganda, uitsprak nadat de Kerk van Engeland het voorstel om homorelaties te gaan zegenen op tafel legde: ‘Aan de ene kant zeggen ze dat de Kerk van Engeland haar huwelijksleer niet heeft veranderd, namelijk dat het huwelijk een levenslange verbintenis is tussen één man en één vrouw. Aan de andere kant geven ze geestelijken toestemming om deel te nemen aan zegendiensten voor verbintenissen tussen mensen van hetzelfde geslacht, vooral voor homoparen die door de Britse regering al als ‘getrouwd’ worden beschouwd. Met andere woorden, een homostel dat samen een burgerlijk huwelijk heeft gesloten, kan dan naar de kerk gaan om gebeden van zegen te ontvangen. Het enige significante verschil tussen een huwelijksdienst en een ‘dienst van zegen’ is de gebruikte terminologie. De Kerk van Engeland houdt vol dat ze haar huwelijksleer niet  verandert. Maar in de praktijk doen ze precies dat nu juist wel. U kunt verschillende artikelen, meningen en commentaren op deze beslissing lezen die proberen deze beslissing te  rechtvaardigen. Maar wat ik wil dat u weet, is dat als het op een huwelijksdienst lijkt en klinkt als een huwelijksdienst… het een huwelijksdienst ís.’

Breuk

De Bruijnes voorstel is een breuk met de consensus van de kerk der eeuwen en van – zoals bovenstaand citaat laat zien – grote delen van de kerk vandaag, met name in de bloeiende, orthodoxe delen van de kerk in Azië en Afrika. Het is óók een breuk met de traditie waaruit hij zelf voortkomt. Daarmee bedoel ik niet alleen zijn voorganger Jochem Douma, maar ook de gereformeerde traditie in bredere zin. De Bruijne neemt afscheid van de staat der rechtheid (God schiep de mens goed). De homoseksuele variatie is geen gevolg van de zondeval, maar een variatie binnen Gods schepping, een schepping die De Bruijne weliswaar ‘goed’ noemt, maar niet perfect. Volgens De Bruijne zijn ‘meerdere aspecten van wat wij kwaad of gebrokenheid noemen, er altijd (…) geweest’. Hier wreekt zich de doorwerking van de Bruijnes acceptatie van het evolutiedenken. Ook zijn eschatologische omgang met de Schrift is meer dopers dan gereformeerd. Hoewel het eschaton (de nieuwe bedeling) begonnen is, is dit in het Nieuwe Testament geen breekijzer om de scheppingsorde ongedaan te maken. Paulus’ reactie op de oververhitte eschatologische tendensen in de gemeente van Korinthe, juist met betrekking tot de scheppingsorde (vgl. 1 Kor. 11) is hier een voorbeeld van. De opmerking van Douma is hier op zijn plaats: ‘Hoe nieuw het nieuwe leven in Christus ook is, de aansluiting bij wat God in de schepping en haar orde gegeven heeft, blijft fundamenteel’. En verder: zoals dr. J. Hoek al eerder terecht opmerkte, als het eschaton leidt tot een relativering, zelfs het verdwijnen van seksualiteit, is dit dan niet eerder reden om te pleiten voor seksuele onthouding dan juist hier ruimte voor te creëren binnen een homorelatie?

Verder vraag ik me af of De Bruijne niet iets te makkelijk meegaat in het huidige discours dat (homo)seksualiteit behoort tot de core-identity (kernidentiteit) van mensen. Dit is een laatmoderne duiding, sterk ingegeven door seculiere psychologische opvattingen waar met name vanuit de Verenigde Staten door erudiete, gelovige christenen (Butterfield, Yuan) kanttekeningen en vraagtekens bij geplaatst worden. Ik ken mensen met homoseksuele gevoelens die weliswaar de aanwezigheid van deze gevoelens voluit erkennen, maar weigeren dit als het meest bepalende van hun identiteit te zien. Biedt juist de eschatologische notie van het in-Christus-zijn hier geen handvat om dit aspect van het mens-zijn in deze gebroken wereld althans sterk te relativeren?

Wissel

Het meest opvallende aan De Bruijnes boek is natuurlijk dat hermeneutische overwegingen de doorslag geven voor zijn nieuwe visie. Hier gaat een wissel om ten opzichte van de plaats die de gereformeerde traditie vanouds toekent aan de Schrift. Dat roept de vraag op wat gezag en duidelijkheid van de Schrift in dit opzicht nog betekenen als deze feitelijk irrelevant blijken te zijn in de wereld van nu. Volgens de Bruijne kun je op grond van Bijbelteksten alleen niet tot een duidelijke visie komen op de vragen van nu. Dat zegt Rome ook, maar die hebben tenminste nog de traditie als openbaringsbron (daarom is de route van De Bruijne voor hen een onbegaanbare). Bij De Bruijne is het de hermeneutiek die hem de weg wijst om tot zijn voorstel te komen, een hermeneutiek die ondertussen sterk gekleurd is door de westerse context waarin wij leven. Daar zit een sterk subjectief element in. Als de cultuur gaat bepalen of iets in de Bijbel al dan niet nog van toepassing is, zetten we de deur open naar vrijzinnigheid. Inderdaad: alles is hermeneutiek, maar hermeneutiek is niet alles.

Als wij de Bijbel niet meer kunnen vertrouwen inzake het
schriftgetuigenis over (homo)seksualiteit,
op welk punt dan nog wel?

Ten slotte: De Bruijne stuurde zijn ‘voorstel’ met de nodige omzichtigheid de wereld in. Zijn bescheidenheid in dezen (“ik kan het ook verkeerd zien”) is te prijzen. Toch roept zijn voorstel de vraag op of hij niet nog terughoudender had moeten zijn. Met vele anderen ben ik van mening dat hij het inderdaad verkeerd ziet. Ik hoop van harte dat hij zelf ook tot dat inzicht komt. Ik schrijf dit met pijn, want ik ben onder de indruk van zijn denkkracht en ben overtuigd van de oprechtheid van zijn pastorale motieven. Maar ik meen toch dat de brug die hij wil slaan naar de homoseksuele medemens in dit geval een brug te ver is. Zeker – en ik schrijf dit met huiver – als dit boek er toe bijdraagt dat mensen voor eeuwig de boot missen. Mijn grootste moeite met dit boek is dat het de betrouwbaarheid van God en Zijn Woord op het spel zet. Als wij de Bijbel niet meer kunnen vertrouwen inzake het schriftgetuigenis over (homo)seksualiteit, op welk punt dan nog wel? Om die reden hoop ik van harte dat hij terugkeert van deze heilloze weg. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.


Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Nader Bekeken, mei 2023

Ook interessant

Past afwijzing bij het Evangelie?

”Hoe kun je een licht zijn als niet-christenen de kerk juist zien als een donker gat van onrecht? Hoe kun je met