Christenen die betrokken zijn bij geslachtsveranderende operaties normaliseren het kwaad

Bron: Rawpixel op Freepik
Leestijd: 5 minuten

De bekende Amerikaanse bijbelleraar John Piper heeft in zijn podcast een vraag van een christelijke verpleegkundige beantwoord, die via haar werk betrokken is geraakt bij geslachtsveranderende operaties. In dit artikel wordt het inhoudelijke antwoord van Piper vertaald weergegeven. Piper: “Plotseling, of niet zo plotseling, zijn de krachten die in het ziekenhuis aanwezig zijn, verschoven van een genadevolle focus op genezing, naar het demonische doel van vernietiging.”

God wordt het meest verheerlijkt in ons wanneer wij het meest tevreden zijn in Hem. We willen God verheerlijken in alles wat we doen, door van Hem te genieten in alles wat we doen. Daar hoort ons werk ook bij. En dus krijgen we vaak de vraag of een christen wel kan deelnemen aan sommige twijfelachtige praktijken van zijn of haar werkgever. De vragen zijn meestal heel specifiek, maar de principes zijn meestal breed toepasbaar.

De vraag van vandaag is van een anonieme vrouw. Ze schrijft: ‘Pastor John, hallo! Ik ben een verpleegkundige die mensen voorbereid op operaties en hen helpt bij het herstel erna. Ik doe dit voor een ziekenhuis dat geslachtsveranderende operaties uitvoert. Ik speel geen rol in de beslissingen die worden genomen om deze operaties te ondergaan. Ik geloof dat deze beslissing zondig is. De vraag die ik echter niet kan oplossen, is deze: is het zondig om als verpleegkundige betrokken te zijn bij voor- en nazorg van deze patiënten?’

Mijn antwoord is dat ik denk dat ze haar bediening als verpleegkundige zal moeten verplaatsen. Het is namelijk echt een bediening, ze is een christen en ze is een verpleegkundige. Ze zal naar een omgeving toe moeten waar geen operaties worden uitgevoerd of hormonen worden gebruikt die onderdeel zijn van de illusie dat een man een vrouw kan worden of dat een vrouw een man kan worden. Maar laten we eerst een stap terug doen om te proberen te begrijpen waarom het soms goed en gepast is voor een christen om te werken in een instelling waar misschien niemand anders gelovig is. Maar ook waarom het soms ongepast of schadelijk kan zijn om in een dergelijke omgeving te werken, en wanneer dit het geval is. Wat is het verschil tussen deze twee situaties?

Werken aan het leven

We nemen een ziekenhuis als voorbeeld. Laten we, ter wille van het voorbeeld, aannemen dat niemand anders in dit ziekenhuis christen is. Er is maar één christelijke verpleegkundige. Wat dat bijbels betekent, volgens Romeinen 14:23 en Hebreeën 11:6, is dat vrijwel alles wat in dit ziekenhuis wordt gedaan, door iedereen behalve deze vrouw, zondig is. Omdat het “zonder geloof onmogelijk is God te behagen”, en “alles wat niet uit het geloof voortkomt, is zonde”, zeggen die twee teksten.

Maar hier is het andere enorm belangrijke feit: vanwege Gods algemene genade en omdat een deel van Zijn wet op elk menselijk hart is geschreven, inclusief dat van ongelovigen, geldt hier ook nog iets anders. Dit komt doordat er in veel van deze ongelovige medische medewerkers sporen van uiterlijke christelijke deugd zijn overgebleven van toen zij zelf of hun ouders of grootouders geloofden. Vanwege dit gegeven zijn de meeste praktijken en de meeste kortetermijndoelen van deze genezingsinstelling uiterlijk dezelfde praktijken en dezelfde kortetermijndoelen die deze christelijke verpleegkundige ook navolgt. Haar collega’s streven ernaar in ongeloof; zij streeft ernaar vanwege haar geloof in Christus.

Alle soorten operaties, het geven van allerlei soorten medicijnen, allerlei soorten therapieën en beleid van zorg en bescherming worden door ongelovigen uitgevoerd. En de verpleegkundige streeft deze na omdat hun uiterlijke vorm de vorm is van Christusverheerlijkende liefde, wat voor haar daden van aanbidding zijn. Maar voor de ongelovigen worden ze gerechtvaardigd door mensgerichte waarden. Gezien het gegeven waar ziekenhuizen voor zijn, is er een opmerkelijke externe gedragsoverlap tussen de Christusverheffende liefde van de verpleegkundige en het mensgerichte, ongelovige humanisme van het andere personeel. Er is een overlap van externe vormen van deugd.

Een van de opmerkelijke fenomenen die gepaard gaan bij deze situatie is dat de externe praktijken en de kortetermijndoelen zo natuurlijk uit zowel het hart van de christelijke verpleegkundige als de harten van ongelovigen voortvloeien, dat geen van beiden aanneemt dat de ander een christen of een niet-christen is. De christelijke verpleegkundige voelt zich dus niet gecompromitteerd door haar werk daar. Het betekent niet dat ze het ongelovige wereldbeeld deelt.

Werken aan vernietiging

Wat gebeurt er wanneer iets van Gods algemene genade wordt onthouden, en Gods wet die in het hart is geschreven dieper wordt onderdrukt, en de overblijfselen van uiterlijke christelijke deugdzaamheid van vorige generaties meer en meer worden losgelaten? Wat er gebeurt, is dat een deel van de overlap tussen Christusverheerlijkend, op geloof geworteld christelijk gedrag en ongelovig gedrag, verloren gaat. Het ziekenhuispersoneel bijvoorbeeld, kan in plaats van voor oude mensen te zorgen, ze nu ook via euthanasie doden. In plaats van voor moeders en baby’s in crisiszwangerschappen te zorgen, kan personeel nu de kinderen vroegtijdig doden. In plaats van mannen en vrouwen te helpen bloeien, streven ze nu de illusie na om mannen chirurgisch en hormonaal in vrouwen te veranderen en vrouwen in mannen, wat nooit kan gebeuren.

Plotseling, of niet zo plotseling, zijn de krachten die in het ziekenhuis aanwezig zijn, verschoven van de genadevolle focus op genezing naar het demonische doel van vernietiging. In plaats van verzachtend mededogen voor bejaarden, worden ze vernietigd. In plaats van prenatale en postnatale zorg, worden ongeborenen vernietigd. In plaats van door God gegeven mannelijkheid en door God gegeven vrouwelijkheid te waarderen, wordt er vernietigd. In de eerste twee gevallen is de vernietiging de dood. In het geval van chirurgisch of hormonale pogingen tot geslachtsverandering, verwerpen ze niet alleen Gods goede ontwerp voor man en vrouw, maar brengen ze vaak onomkeerbare tegenstellingen tussen lichaam en ziel in beweging. Dit kan leiden tot een ellende die onze generatie zich de komende decennia nauwelijks kan voorstellen.

Dat betekent dat we nu een nieuwe situatie hebben voor onze christelijke verpleegkundige. Sommige van de nieuwe praktijken en de nieuwe kortetermijndoelen zijn niet langer gewone genade die uit ongelovige harten stroomt. Nu zijn de praktijken en doelen zelf, en niet alleen maar hun ongelovige wortels, in strijd met Gods wil en zeer destructief voor degenen die zorg zouden moeten krijgen.

Kan een christen hieraan meedoen?

De christelijke verpleegkundige staat dus voor een nieuwe uitdaging. Niet: “Hoe handel ik als christen in het nastreven van gedeelde opvattingen over extern goed doen?” – dat is waar ze de hele tijd mee kon leven tot aan deze nieuwe praktijken. Niet: “Hoe oefen ik als christen het nastreven van gedeelde opvattingen over extern goed doen uit?” Maar: “Kan ik als christen praktijken en doelen delen die niet langer Gods algemene genade weerspiegelen? Praktijken die niet langer enige overblijfselen van lang verlaten christelijke deugdzaamheid weerspiegelen?”

De deelname van deze verpleegkundige wordt, tegen haar wil, een aanmoediging voor het tegenspreken van Gods geopenbaarde wil. En mijn aanmoediging voor deze verpleegkundige is: doe het niet, want nu zijn uw vaardigheid en bediening niet langer simpelweg een deugdelijke deelname aan de algemene genade van genezing, gedaan in de naam van Jezus. Maar nu moeten uw vaardigheid en bediening worden gebruikt in een omgeving waar de uiterlijke manifestaties van Gods orde openlijk worden getrotseerd, en waar onnoemelijke schade wordt toegebracht aan soms wanhopige mensen. Wat betekent dat uw deelname, tegen uw wil, een aanmoediging wordt om Gods geopenbaarde wil tegen te spreken, om mensen schade toe te brengen en om een deel van de voortdurende normalisering van het kwaad in dit ziekenhuis en in de wereld te brengen. Dus ik moedig je aan om de Heere oprecht te zoeken om alternatieve manieren te vinden zodat je je levengevende vermogens kunt blijven gebruiken.


John Piper is bekende een Amerikaans baptist en predikant en theoloog die diverse christelijke boeken op zijn naam heeft staan. Piper was van 1980 tot 2013 predikant van Bethlehem Baptist Church in Minneapolis.

Dit artikel is gepubliceerd op DesiringGod en op Cvandaag.nl

Ook interessant