Volledige lezing van ds. Sonnevelt tijdens studieconferentie Transgenderisme

gender-sonnevelt
Leestijd: 33 minuten

Tijdens de studieconferentie over transgenderisme die op 1 juli 2021 in Alblasserdam werd gehouden, verzorgde ds. C. Sonnevelt een Bijbels-theologische doordenking over het thema van de conferentie. Lees hier zijn hele bijdrage.

Actualiteit
Dat het onderwerp van deze dag een actueel onderwerp is, is het intrappen van een open deur. Ik noem slechts enkele feiten die allemaal van recente datum zijn.

  • In de afgelopen weken ontstond er binnen de Europese gemeenschap een grote rel over een wet van de Hongaarse regering en sommeerde onze minister-president dit Oost-Europese land zich terug te trekken uit de gemeenschap van de hoog-verlichte volken in het westen van Europa.
  • Aan de overzijde van de oceaan heeft de Democratische president Joe Biden uitgesproken dat een arts zou moeten meewerken aan een behandeling die geslachtsverandering beoogt. Wie dit weigert, kan worden aangeklaagd voor discriminatie. (RD, 15 mei 2021)
  • Aan de Canadese kant van de grens heeft de regering van Justin Trudeau een wetsvoorstel ingediend dat ouders en oudere gezagsdragers criminaliseert die jongeren ertoe zouden opwekken om het lichaam te aanvaarden en lief te hebben dat God hun heeft gegeven (zo’n opwekking, hoe liefdevol ook, zou neerkomen op “conversietherapie”).
  • In mei van dit jaar werd de zgn. LHBTi-index of regenboogindex gepresenteerd door de Protestantse Theologische Universiteit. Kerken worden daarmee beoordeeld op de vraag hoe “inclusief” zij zijn voor onder meer homoseksuelen en transgenders (zie het RD-artikel van 28 mei 2021 onder de kop “’Lhbti-index mist objectiviteit’ – Kritiek P.J. Vergunst op PThU”).
  • Ongeveer tegelijkertijd krijgen scholen te maken met Koningsspelenlied van dit jaar, getiteld “Zij aan zij”, met daarin de regels “Kijk hoe mooi, in de mix / hij of zij of X” (“vilein” genoemd door Gerdien Lassche, zegsvrouw van Gezinsplatform.NL).
  • Afgelopen zaterdag was het volgende bericht in de krant te lezen: “Nederlandse identiteitskaarten zullen vanaf 2024 of 2025 geen geslachtsaanduiding meer bevatten”. Minister Van Engelshoven maakte dat reeds in 2020 bekend. Ze schreef toen dat ‘burgers zelf hun identiteit kunnen vormgeven en deze in alle vrijheid en veiligheid kunnen uitdragen.’ (…) Minister Dekker (Rechtsbescherming) en minister van Engelshoven (Onderwijs en Emancipatie) willen de Transgenderwet zo aanpassen dat iemand zijn of haar geslachtsregistratie in de geboorteakte makkelijker kan wijzigen. Momenteel is hiervoor een verklaring van een arts of psycholoog nodig en moet iemand ouder dan zestien jaar zijn. Als het aan de twee ministers ligt, vervallen deze twee voorwaarden.” (Tineke van der Waal, “Overheid wil ander geslacht op paspoort versimpelen”, RD, 26 juni 2021)

Met deze zes voorbeelden doen we maar een greep. Veel méér zou te noemen zijn, maar de gegeven voorbeelden geven in ieder geval een indruk van de huidige ontwikkelingen en vooral ook van de snelheid ervan.

Inleidende opmerkingen
Waarom heb ik ja gezegd tegen het vriendelijke verzoek om een bijdrage te leveren aan deze dag? Ik heb me dat in de achterliggende maanden meer dan eens afgevraagd. Ik denk dat in hoofdzaak twee redenen een rol hebben gespeeld.

Verantwoording
De eerste reden heeft te maken met een stukje bewogenheid dat ik van huis uit heb meegekregen met mensen die je zou kunnen aanduiden als “underdogs”. Mensen die lijden aan transgenderdysforie behoren ongetwijfeld tot deze categorie. Ze hebben het moeilijk, maar worden vaak niet begrepen. Als christenen en kerken worden wij geroepen tot bewogenheid, empathie en steun.

De andere reden is dat we daarnaast te maken hebben met een genderbeweging en een genderideologie die bevrijding predikt maar gebondenheid brengt. Om het uit te drukken met de woorden van de Duitse sociologe Gabrielle Kuby in haar bekende boek over seksuele vrijheid: het is “devernietiging van de vrijheid uit naam van de vrijheid”. Genderdysforie en genderideologie zijn twee verschillende dingen; we moeten ze dan ook duidelijk van elkaar onderscheiden. In het huidige tijdsgewricht zijn ze echter niet van elkaar los te maken. In ieder geval zal aan het een zowel als aan het ander aandacht gegeven moeten worden. Het is mij een raadsel hoe studies kunnen verschijnen waarin eenzijdig wordt gefocust op genderdysforie zonder te letten op de context waarin wij leven en op het maatschappelijk debat dat gevoerd wordt, of liever: zonder te letten op de LHBTi-agenda die van hogerhand wordt uitgerold over de samenleving en met name over de onderwijsinstellingen. Tot een debat komt het immers nauwelijks meer in onze Westerse wereld. Er is hier en daar zelfs sprake van een heuse heksenjacht. “Naming and shaming” is aan de orde van de dag. Tegendraadse opvattingen worden gecensureerd. Zo is het boek When Harry Becomes Sally van Ryan Anderson sinds kort niet meer bij Amazon.com verkrijgbaar. De tegenhanger Let Harry Become Sally bleef gewoon staan in het boekenfonds. En ook Mein Kampf van Adolf Hitler kan er worden besteld. Zelfs mensen die positief staan tegenover het nieuwe gender-denken moeten inmiddels op hun woorden letten. De bekende atheïst en antitheïst Richard Dawkins is niet direct als een vriend van conservatieve christenen. Voor zijn inspanningen kreeg hij van de American Humanist Association in 1996 zelfs de titel “humanist van het jaar”. Toen hij onlangs een tweet de wereld instuurde waarin hij wees op een mogelijke inconsistentie van het transgender-denken, waren de rapen gaar. Hij zou gemarginaliseerde groepen hebben vernederd onder het mom van wetenschappelijk bezigzijn. Zijn oproep tot discussie werd gevaarlijk genoemd en zijn titel werd hem afgenomen. Dawkins moest diep door het stof maar kreeg zijn eretitel niet terug. Zelfs het feit dat hij zijn hartelijke steun uitsprak voor de LHBTi-mensen mocht daar geen verandering in brengen (“The Guardian”, 20 april 2021).

Dat zijn de dingen die vandaag spelen. We kunnen daar onze ogen voor sluiten of de andere kant uit kijken. Maar mogen we dat? Zou dat liefde zijn? Kunnen we stil blijven als een complete generatie wordt gehersenspoeld, als Gods heilzame wet terzijde wordt geschoven en Zijn betrouwbare scheppingsordeningen als niet-bestaand of als irrelevant worden afgeschreven; kortom, als – met een woord van de psalmdichter – “de fundamenten worden omgestoten” (Psalm 11:3)? Is het dan geen Gebot der Stunde om te spreken? Heeft de christelijke gemeente dan geen leiding nodig, juist ook in deze zaken? Kunnen we er dan mee volstaan aandacht te geven aan genderdysforie en pastoraal mee te leven met hen die daarmee worstelen zonder daarbij stelling te nemen tegen een ideologische vloedgolf die het bestaan van de christelijke kerk bedreigt en die ten diepste heilloos is, ook voor de mens in het algemeen?

Het nieuwe existentialisme
Ik behoor bij de generatie van de babyboomers en heb de “wild sixties” nog scherp op mijn netvlies staan en misschien zelfs in mijn genen zitten. In ieder geval ben ik er indertijd diepgaand door beïnvloed. Ik heb actief deelgenomen aan de protesten tegen de oorlog in Vietnam en heb me gekeerd tegen de rechts-liberale, elitaire sfeer op mijn middelbare school in Den Haag, het Christelijk Gymnasium “Sorgvliet”. Intussen verdiepte ik me in de werken van Jean-Paul Sartre en Albert Camus. Voor hen was er geen God en bestond alleen de mens. En wat die mens betreft, van een menselijke natuur kon niet gesproken worden. Volgens deze existentialisten is er geen man en geen vrouw. Er is alleen de mens. En die mens wordt pas mens door de keuzes die hij maakt in absolute vrijheid. De vrijheid van dit existentialisme is wel erg aanlokkelijk, maar werpt mensen op een genadeloze wijze terug op zichzelf. Ze moeten op elk moment keuzes maken in een doelloos bestaan waarin ze toevallig geworpen zijn, in een heelal waarin alles willekeurig en niets richtinggevend is. De zinloosheid van dit bestaan, zoals het getekend werd door Sartre en Camus heeft mij indertijd zo aangegrepen dat ik op het punt heb gestaan een einde aan mijn leven te maken. Dat ik daarvan weerhouden ben, is alleen Gods goedheid. Dat ik naderhand mijn Schepper heb mogen vinden en niet alleen verzoening maar ook een nieuw perspectief mocht ontvangen door het herscheppende werk van de Heere Jezus Christus, is een nog groter wonder voor mij. Dat wonder gun ik iedereen.

En het is juist daarom dat ik zo intens bezorgd en verdrietig ben over onze jonge generatie. Het is een generatie die meegezogen dreigt te worden door een nieuw soort existentialisme of – beter nog – door het oude existentialisme dat nu doorwerkt onder de gemiddelde burger en zich aandient in een mooi jasje met bijna alle kleuren van de regenboog.

Daarbij is het vooral de positie van de meisjes die mij aan het hart gaat. Meisjes die zich in hun puberteit vaak zo onzeker voelen, die op zoek zijn naar zichzelf, die zich vergelijken met hun leeftijdsgenoten, die – wat overigens helemaal niet vreemd is op die leeftijd – twijfelen aan zichzelf en aan hun identiteit, maar die met een stukje liefdevolle leiding en inspirerende voorbeelden van volwassenen hun weg wel zullen vinden. Het zijn deze meiden die – net als hun mannelijke leeftijdsgenoten – worden opgewekt om vrijelijk te experimenteren met hun seksualiteit. Het zijn deze meiden die worden wijsgemaakt dat hun biologische bepaaldheid ten diepste niets te maken heeft met wie ze zijn en die via hun mobieltje constant blootgesteld worden aan de ideologische agenda van influencers, reality stars, zwaar gesubsidieerde NGO’s en politiek-correcte nieuwsmedia die allemaal hetzelfde liedje zingen: jij beslist over je leven, jij bent wie je wilt zijn; en als je denkt dat je in het verkeerde lichaam zit, dan zullen wij je helpen om dat recht te zetten; kijk maar naar de filmpjes van velen die je al zijn voorgegaan en die nu o zo gelukkig zijn!

Bewogenheid van anderen met kwetsbare meiden
Het heeft me bij de voorbereiding voor dit onderwerp getroffen dat de bewogenheid met deze kwetsbare meiden niet iets typisch christelijks is. Je vindt deze zorg net zo goed – en soms nog sterker – bij niet-christenen. Jammer genoeg wijzen zij niet naar de Heere en Zijn heilzaam Woord. Niettemin laten zij het gezonde verstand spreken en voel ik diep respect voor hen, temeer omdat zij door hun stellingname regelmatig de woede opwekken van de genderlobby en zelf veranderen in aangeschoten wild.

Het merkwaardige, ja bijna ironische daarbij is dat deze niet-christenen vaak geen oude mannen zijn, conservatieve witte mannen die je makkelijk kunt afserveren als aanhangers van Donald Trump of als QAnon gekkies. Integendeel, het blijken nogal eens vrouwen te zijn die zichzelf aanduiden als progressief, joods-liberaal, feministisch of wat dan ook. Ze staan bepaald niet afwijzend tegenover homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Soms maken zij zelf deel van die gemeenschap uit. Ze erkennen bovendien dat er zoiets bestaat als genderdysforie en dat deze dysforie voor de betreffende personen uiterst ingrijpend is. In  woord en geschrift klinkt hun bewogenheid met deze mensen door, een bewogenheid die ons allen past – zeker als christenen. Maar die bewogenheid maakt hen niet kritiekloos tegenover een ideologie die één van hen heeft genoemd “the end of gender” (Debra Soh, 2020), tegenover een cultus die een ander van hen heeft aangeduid als “the transgender craze seducing our daughters” (Abigail Shrier, 2020) en waarin volgens een vrouwelijke wetenschapper iets zichtbaar wordt van een “social contagion” (Lisa Littman, 2018).

Gebrek aan bezinning in reformatorische kringen
Het is opvallend dat de bezinning op dit onderwerp onder ons nog maar nauwelijks op gang is gekomen. In de Verenigde Staten verschenen in de afgelopen jaren al meerdere studies op dit gebied. Denk bijvoorbeeld aan de reeds geciteerde schrijvers (Debra Soh, Abigail Shrier en Lisa Littman) en aan publicaties van mensen zoals Nancy Piercey, Mary Eberstadt, Albert Mohler, Mark Yarhouse, Owen Strachan, Gavin Peacock, Ryan Anderson, Carl Trueman en vele anderen. De vraag mag wel gesteld worden: waar zijn de wetenschappers – en dan met name de ethici onder ons – die op dit gebied onderzoek doen, de tijden duiden en als richtingwijzers kunnen functioneren? Ik zeg het wat kort door de bocht, want een paar enkelingen (zoals bijvoorbeeld Tineke van der Waal) zijn al langere tijd op een diepgravende manier bezig met dit onderwerp. Maar toch, het is tot nu toe hoofdzakelijk gebleven bij opinieartikelen en verkennende aanzetten die een nadere uitwerking nodig hebben. Intussen worden wij door de ontwikkelingen ingehaald en wordt van hogerhand een agenda gepusht waar iedereen zijn handtekening onder zal moeten zetten: bestuurders en politici, burgemeesters en gemeenteraden, onderwijsinstellingen en zorginstellingen, grote en kleine bedrijven en – last but not least – de christelijke kerken met hun (ik had bijna gezegd) met hun “voormannen”, maar alleen al dat laatste, niet-inclusieve, woord kan iemand vandaag in de gevarenzone brengen.

Transgenderisme als brandpunt
Nogmaals, laten we beseffen dat het om méér gaat dan om transgenderdysphorie. Het gaat in feite om heel het spectrum van wat in het Engelse taalgebied LGBTQ+ heet. Maar het is op dit moment vooral transgenderisme dat in het middelpunt van de belangstelling staat en krachtige gepromoot door politici, journalisten, intellectuelen en belangengroeperingen.

Trouwens, onder de paraplu van de term “transgender” gaat inmiddels van alles schuil. Het woord wordt regelmatig gebruikt om daarmee gender-queer, bi-gender, pan-gender, gender-fluïde en andere mensen aan te duiden. Hoezeer deze gendervariëteiten ook van elkaar mogen verschillen, zij vormen één front tegenover mensen die zij aanduiden als “cis-gender” – mensen dus bij wie het biologische geslacht overeenkomt met de door hen ervaren identiteit.

Bovendien komt in het huidige transgenderdebat heel de ontwikkeling van het moderne levensbeschouwelijke en ethische denken samen zoals zich dat sinds de jaren ’60 ontwikkeld heeft. Ook zij die daar geen moeite mee hebben en ruim baan willen maken voor dit denken erkennen dat. Zo schrijft prof. dr. H.E. Zorgdrager in een themanummer van het blad “Kontekstueel” het volgende: “Stelde de emancipatie van vrouwen vragen bij de genderverhoudingen en het traditionele, patriarchale gezin, de emancipatie van homo’s betekende een aanslag op het denken over seksualiteit en het heteroseksuele huwelijk als norm. Bij transgender personen komt dit alles samen, en wordt ook nog de schepselmatige gegevenheid van het man- en vrouw-zijn ter discussie gesteld. Het is te begrijpen dat orthodox-gereformeerde christenen het er moeilijk mee hebben en vaak niet goed weten welke positie ze nu theologisch kunnen, mogen of moeten innemen.”

Prof. Zorgdrager heeft het goed gezien, al komt zij tot andere keuzes dan die wat zorgelijk ogende orthodox-gereformeerde christenen. Maar ze maakt duidelijk dat het bij transgenderisme niet gaat om een deelonderwerp. Ze heeft daarin gelijk en we doen er verstandig aan dit in het oog te houden. Mede daarom dienen wij dit onderwerp niet te versmallen tot een pastoraal-getinte bespreking van de genderdysphorie die er altijd al is geweest, die in de jaren ‘90 in het toonaangevende handboek van de Amerikaanse Vereniging van Psychiaters nog als een identiteitsstoornis werd omschreven en die we als zodanig serieus dienen te nemen. Op dit moment spelen er echter veel meer dingen. Het gaat ten diepste – en nu loop ik even vooruit op de inhoud van mijn lezing – om een frontale aanval op Gods scheppingsorde, op het huwelijk en op het gezin.

Angst voor natuurlijke theologie
Vanuit de theologie moeten we daarbij oppassen deze aanval niet te interpreteren met hetzelfde begrippenkader waarmee protestanten zich al vaker hebben gekeerd tegen de natuurlijke theologie, een theologie die haar wortels heeft in de scholastiek van de middeleeuwen. Ook schieten we ons doel voorbij als we direct een verbindingslijn leggen met bijvoorbeeld de ras-, bloed- en bodemtheologie van het nationaalsocialisme en de Deutsche Christen. Binnen de gereformeerde gezindte heeft deze benadering inmiddels ingang gevonden. Men zegt dan dat het riskant is om te spreken over scheppingsordeningen, natuurlijke gegevenheden en een algemene openbaring. Zie maar, zo waarschuwt men, waar dat toe geleid heeft in de Tweede Wereldoorlog. Let ook maar op de wijze waarop de notie van scheppingsordinanties werd gebruikt om autoritaire heersers in het zadel te houden. Nee, als protestanten zouden wij ons alleen moeten baseren op Gods bijzondere openbaring zoals we die vinden in de Schrift. Al het andere zou kenmerkend zijn voor het roomse denken of heidense filosofie.

Met deze schijnbaar logische maar eenzijdige benadering haalt men een belangrijke poot onder de stoel van het christelijk geloof vandaan, en dat nog wel op een moment dat een zeer zelfbewuste genderideologie de schepping ongedaan wil maken en van ons vraagt dat wij mensen onszelf opnieuw uitvinden.

Het is ongetwijfeld waar dat wij in een gevallen en gebroken wereld Gods wil niet altijd zomaar rechtstreeks en eenduidig kunnen afleiden uit de geschapen werkelijkheid. Maar wie de schepping prijsgeeft als Gods schepping, blijft zitten met een spiritueel soort christendom dat hoog boven de werkelijkheid zweeft en op z’n best een stukje moralisme is, maar dat ons uiteindelijk in de kou laat staan als het gaat om een antwoord op de kolossale uitdagingen waarmee de kerk vandaag wordt geconfronteerd.

Ik weet wel dat we er niet zijn met het uitspreken van een paar grote, dappere woorden. Ik weet maar al te goed dat de notie van de scheppingsordeningen soms geleid heeft tot – of beter: misbruikt is ten dienste van – onderdrukking van vrouwen, van de arbeidersklasse, van zwarte medemensen en van andere gemarginaliseerde groepen in de samenleving. En we weten allemaal ook dat de vormgeving van de man-vrouw verhouding vaak een culturele component vertoont die nogal eens werd (of wordt) verabsoluteerd.

Dat neemt echter niet weg dat er een Schepper is, dat Hij een doelmatige orde heeft gelegd in de schepping en dat wij Zijn ordeningen – ook na Genesis 3, ja, juist ook na Genesis 3 – alleen maar kunnen veronachtzamen tot grote schade van onszelf en anderen. Ik vrees dat dit besef meer en meer aan het tanen is, ook binnen de christelijke kerk. Alleen al om die reden is het goed dat deze themadag is georganiseerd. Wat wij vandaag nodig hebben, ook als het gaat over het wassende tij van de seculiere, antigoddelijke en antichristelijke genderideologie, is een helder zicht op deze zaken. Daarbij mag de praktijk niet vergeten worden. De kerk zal, bescheiden maar toch ook vrijmoedig, haar plaats in de samenleving moeten innemen als een “contrasterende gemeenschap”, zoals  James Kennedy dat noemt in zijn boek Stad op een berg – De publieke rol van protestantse kerken (zie pag. 122 e.v.).


Mij is gevraagd het onderwerp te belichten vanuit een Bijbels-theologisch gezichtspunt. Ik denk dat op dat punt de beslissingen vallen. De rationalist Descartes is de man die bekend staat om zijn stelling: “Ik denk, dus ik ben”. De huidige cultuur zegt het anders: “Ik voel, dus ik ben”. Als dat laatste waar is, berust onze identiteit op het minst stabiele deel van onze persoonlijkheid: ons gevoel. Daaraan wordt dan ook nog eens onze moraal opgehangen. Iets “voelt goed” of het “voelt niet goed”. Het gevoel is met name sinds de Romantiek het einde van alle tegenspraak. Als mensen zeggen: “Ik volg mijn hart”, moéten ze wel op de goede weg zijn. Je gevoel laten spreken: dat is pas authentiek! Maar hoe zit het – bijbels gesproken – met ons hart en ons gevoel? Wat zegt de Heere  daarvan in Jeremia 17:9? En wat zegt Christus over het hart van de mens in Mattheüs 15:19? Is er geen betere bron, geen vastere norm? Moet ons houvast niet liggen in God en Zijn Woord? Is dat geen hechter fundament? Is dat niet de enige veilige basis? Kortom, we moeten opkomen vanuit de Schrift. En we moeten met de vragen rond transgenderisme ook telkens weer terug naar de Schrift.

In mijn inleidende opmerkingen heb ik daar inmiddels al op voorgesorteerd. Ik wil echter ook expliciet een aantal thema’s uit de Bijbelse theologie naar voren halen die mijns inziens van belang zijn om tot het rechte zicht op transgenderisme te komen.

Het mag duidelijk zijn dat we niet kunnen volstaan met een paar losstaande Bijbelteksten. De Bijbel spreekt immers niet expliciet over zaken als genderdysphorie. Het citeren van enkele op zichzelf staande teksten komt overigens aan beide kanten van het spectrum voor. Ook zij die de tegenstanders van transitie biblicisme verwijten, ontkomen daar niet altijd aan. Zo wijzen sommigen van hen op een tekst uit Jesaja 56: “De gesnedene zegge niet: ik ben een dorre boom” (vers 3b). Men verbindt deze tekst met de geschiedenis van de Ethiopische kamerling die een eunuch, dus gecastreerd was (Handelingen 8:26-40). Daarnaast wijst men ook wel op het woord van Christus over “gesnedenen die uit moeders lijf alzo geboren zijn” en over “gesnedenen die van de mensen gesneden zijn”. Deze teksten laten zien dat er plaats in Gods Kerk is voor iedereen, voor zieken en gehandicapten, en dat elke zondaar in de weg van waarachtige bekering (let op het verband van Jesaja 56!) welkom is bij de Heere. Ze vormen echter geen legitimatie voor een geslachtelijke transitie.

1. De schepping en de scheppingsordeningen

Als het gaat over bijbelse noties, dan wil ik graag inzetten bij Gods schepping en bij Zijn scheppingsordeningen. Daarmee ga ik in het voetspoor van onder andere Owen Strachan & Gavin Peacock met hun publicatie What Does the Bible Teach about Transgenderism?

Op de eerste bladzij van de Bijbel lezen wij: “En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld Gods schiep Hij hen; man en vrouw schiep Hij hen” (Genesis 1:27). Theologen die positief staan tegenover sociale en/of medische transitie van mensen naar het andere geslacht lopen telkens weer tegen deze tekst aan. Het is een tekst die de bipolariteit van mannen en vrouwen onderstreept. Hoe kan dan gezegd worden dat er geen “tijdloze, cultuurloze blauwdruk” voor de mens is en “dat de traditionele lezing van Genesis 1-3 genderstereotypen bevestigt” (J. Hoek in Genderdysforie, pag. 20). Het is me vanuit Genesis 1 en 2 evenmin onduidelijk hoe theologen kunnen stellen dat het gegeven dat er maar “twee soorten” zijn, namelijk man en vrouw, theologisch rammelt (M.J. Kater in Genderdysforie, pag. 58). Medisch gezien mag dit gegeven na Genesis 3 wellicht moeilijk te verdedigen zijn, maar moet in dezen de medische wetenschap ten opzichte van bijbelse theologie de doorslag geven? Daar wordt dan weer tegen ingebracht dat lichamelijke kenmerken niet allesbepalend zijn voor onze identiteit. Dat is een reëel punt vraag en ik hoop daar nog op terug te komen.

Het vasthouden aan de geslachtelijke polariteit is ook de diepste achtergrond van Deuteronomium 22:5, de bekende en veel-omstreden tekst die waarschuwt tegen het uitwissen van het onderscheid tussen man en vrouw. Met krachtige bewoordingen verbiedt God hier het overschrijden van deze creatuurlijke grenzen, o.a. door cross-dressing. Een mens moet zich niet voordoen als iemand van het andere geslacht. Dit was een wijd verspreide gewoonte in het Oude Oosten, maar het is ten diepste een omkering van de scheppingsorde. Daarom noemt de Heere het een “gruwel”. Dergelijke praktijken leiden tot verwarring en een doorkruisen van Gods bedoeling met de schepping.

Nu wordt wel gesteld dat het in Deuteronomium 22:5 zou gaan om “een afwijzing van heidense praktijken van prostitutie waarin travestie een rol speelde en dat slechts indirect hieraan een aanwijzing kan worden ontleend dat de Heere niet wil weten van het uitwissen van de geslachtelijke grenzen” (J. Hoek in Genderdysforie, pag. 24). Dat laatste is echter toch te zwak en te vaag gesteld. Het gaat in deze bepaling immers meer om een verwisseling van de geslachtelijke grenzen dan van een uitwissen ervan. Het mag waar zijn dat christelijke transgendermensen erkennen dat God mensen als mannelijk of vrouwelijk heeft geschapen en dat zij slechts het verlangen hebben zich te identificeren met het andere geslacht. Dat neemt echter niet weg dat in dit transgender-denken de feitelijke biologische bepaaldheid van de mens het moet afleggen tegen de subjectieve beleving van iemands geslacht. Vindt hier dan toch geen doorbreking van de creatuurlijke grenzen plaats? En wordt hier het lichaam niet het kind van de rekening? Is dit, onbedoeld wellicht, toch niet een doorkruisen van Gods bedoeling met de schepping?

Bij dat laatste haakt de Heere Jezus aan in het Nieuwe Testament. Er wordt wel beweerd dat Jezus niets over transgenderisme heeft gezegd en dat dit dus voor Hem geen of althans geen belangrijk punt zou zijn. In Mattheüs 19:3-6 heeft Hij echter de goedheid en zuiverheid van de oorspronkelijke schepping benadrukt. Tegenover alle casuïstiek en ontsnappingsroutes ging Hij terug naar Gods blijvende bedoeling met de mensheid. “Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne de mens gemaakt heeft, dat Hij hen gemaakt heeft man en vrouw?”

In Efeze 5:31 en 32 grijpt ook de apostel Paulus terug op dat oorspronkelijke begin. In zijn brieven komt de scheppingsorde meer dan eens naar voren. Dat is niet alleen het geval in de bekende passage Romeinen 1:18-32, maar misschien nog wel sterker in 1 Korinthe 11:1-15. Paulus geeft daar onderwijs over de verhouding van man en vrouw. De apostel zet zijn betoog op vanuit de schepping. Hij neemt zijn uitgangspunt niet in de huidige, gebroken werkelijkheid (zie hierover Tom Schreiner in zijn boek Recovering Biblical Manhood and Womanhood). De verlossing in Christus is oneindig groot en heerlijk, maar zij doet de schepping niet te niet. Dat blijkt helder in dit Bijbelgedeelte. Net als in  1 Timotheüs 2:9-15 tekent Paulus hier de scheppingsorde. De Vader is het Hoofd van Christus, Christus het Hoofd van de man, en de man het hoofd van de vrouw. De man moet zich in kleding en haardracht als een man vertonen, de vrouw als vrouw. Daarbij gaat het dus niet om culturele genderrollen of iets dergelijks, maar om creatuurlijke gegevenheden. Deze gedachtegang stond haaks op de cultuur van Paulus’ dagen en staat niet minder haaks op het idee van genderneutraliteit en genderfluïditeit waar wij nu van horen.

Is dit een afkeurenswaardige vorm van “natuurlijke theologie”? Ik meen van niet. Het is veeleer het besef dat God ons aanspreekt door middel van twee boeken: de schepping en de Schrift. Hij openbaart Zich in het werk van Zijn handen (Zijn algemene openbaring) en in de Bijbel (Zijn bijzondere openbaring). Het is de waarheid die die Paulus ook belijdt in Romeinen 1 en 2 en die de dichter bezingt in Psalm 19. Ondanks de val en haar diepingrijpende gevolgen vertoont onze werkelijkheid nog steeds de vingerafdruk van de Schepper.

Dat geldt zelfs onze DNA-moleculen met hun onvoorstelbaar grote database van genetische informatie. Er is een doelmatigheid in de schepping, een “intelligent design” die ons klein en verwonderd maakt, zo merkt Nancy Pearcey in een recente publicatie op. Charles Darwin doorbrak dit besef halverwege de negentiende eeuw. Zijn evolutietheorie had het effect van een gigantische aardverschuiving. Zij nam het geloof in de eeuwige God en daarmee ook het geloof in voor iedereen geldende waarden en normen weg. Zij ondergroef de waarheid dat er een universele menselijke natuur is. Zij leidde bovendien tot een materialistische kijk op het leven. Alleen de stof leek er nog toe te doen. Tegelijk kwam deze Godloze materie op een lager plan te staan. De “fingerprint” van de Schepper en de doelmatigheid van Zijn schepping waren nu immers verdwenen. En zo kan ook het lichaam gezien worden als een toevalligheid, als iets wat tegenover ons “zelf” komt te staan, iets dat wij naar eigen believen kunnen negeren of modificeren. Dat geldt vooral wanneer mensen het gevoel hebben dat ze “in het verkeerde lichaam zitten”. Gender wordt dan belangrijker dan geslacht. De biologie moet het afleggen tegen de ideologie, nature tegen nurture. Kortom, het lichaam staat op het tweede plan.

Nu lijkt dat bij veel eigentijdse mensen juist niet het geval te zijn. Tallozen maken van het lichaam een afgod en offeren vrijwel alles op het altaar van de gezondheidscultus. Toch is dit niet in strijd met wat zojuist werd opgemerkt. Geobsedeerd zijn door je lichaam betekent niet automatisch dat je je lichaam aanvaardt zoals het is. Integendeel; er wordt constant aan het lichaam gewerkt en gedokterd om het in lijn te brengen met de eigen wensen en de hoog-gekoesterde idealen van onze cultuur. In de Bijbel daarentegen is sprake van een gezond evenwicht in de waardering van zowel ons lichaam als onze ziel. Die waardering is geworteld in het handelen van de Schepper. Beide zijn een gave van Hem.

Het mag waar zijn dat onze gevoelens daar tegen indruisen, en dat kan veel strijd geven. Daar wist ook Paulus van. In Romeinen 7 tekent hij het leven van een christen als een leven van strijd tussen de oude en de nieuwe natuur; je zou haast zeggen: als een binnenlandse oorlog. Leven als christen betekent sterven, tekens weer sterven aan jezelf. Maar het is tegelijk een leven dat zich ontplooit door de alles-overwinnende kracht van Gods genade. Met een beroep op Gods ontferming in Christus worden wij ertoe opgewekt ons lichaam te stellen “tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande” (Romeinen 12:1).

2. De zondeval en haar gevolgen

Volgens de evolutieleer zijn ziekte, sterven en gebrokenheid inherent aan het leven. Bij de gedachte van een theïstische evolutie is dat in wezen niet anders. God zou een onvolmaakte wereld hebben geschapen, een wereld met tot het kwade geneigde mensen en met de dood als een natuurlijk gegeven. Wie naar de Bijbel luistert krijgt echter een heel ander beeld. De mens, het kroonjuweel van Gods schepping, heeft zich van zijn goede Schepper afgekeerd en is gevallen in de zonde. Deze val heeft ontzaglijke gevolgen gehad voor de mens en zijn wereld. Ontmoeten wij thans verwording en gebrokenheid, dan ligt hier de diepste oorzaak.

In de achterliggende jaren heeft men zich binnen het verband van de Gereformeerde Gemeenten intensief beziggehouden met deze thematiek. De neerslag daarvan is te vinden in de brochure Bijbels licht op seksuele diversiteit. Ik citeer daaruit:“De zondeval heeft met zich meegebracht dat in de goede schepping de zonde en daarmee de gebrokenheid zijn intrede heeft gedaan. Die gebrokenheid omvat het hele menszijn” (pag. 47). In de thematiek die onze aandacht vraagt is dat een tweede notie die beslist niet vergeten mag worden.

3. De wet van God

De derde notie heeft te maken met Gods heilzame wet. We denken daarbij vooral aan het eerste, zesde, negende en tiende gebod.

Om met het zesde gebod te beginnen: het is duidelijk dat een geslachts-veranderende operatie (men spreekt ook wel van een geslachtsaanpassende operatie) het lichaam kwetst en verminkt. Ook na de chirurgische ingreep blijft veel medicatie nodig om het omgebouwde lichaam in toom te houden. De zojuist genoemde studie Bijbels licht op seksuele diversiteit is daar niet onduidelijk over. Ik citeer opnieuw: “We wijzen transitie, ook in de zin van zich in gedrag en kleding anders voordoen dan het geboortegeslacht, af. Mag de beleefde identiteit de voorrang krijgen boven de geslachtelijke identiteit? Gaat het begeren van de geest zo ver dat het lichaam (dat de kenmerken heeft van het biologische geslacht) aan die begeerte onderworpen mag worden? Medisch ingrijpen dat er op gericht is om de geslachtelijke lichaamskenmerken te veranderen, is niet alleen een forse ingreep in de integriteit van een gezond en intact menselijk lichaam, maar is ook een totale miskenning van het feit dat God als Schepper van het leven ons geslacht heeft bepaald. Geslachtsverandering van het lichaam via hormonen en operaties is Bijbels gezien onaanvaardbaar.” (pag. 52)

Vaak wordt daar tegen in gebracht dat we toch ook gebruik mogen maken van medische kennis en kunde om lijden te verlichten en dat we toch ook ingrijpen in het lichaam als daardoor ziekte of een handicap kan worden bestreden. Dat alles is inderdaad niet verkeerd, maar zijn deze twee zaken werkelijk met elkaar te vergelijken? Is het behandelen van een ziek of gebrekkig lichaam hetzelfde als het snijden in een gezond lichaam? Wordt daar geen ethische grens overschreden? Wordt daarmee niet Gods heilzaam gebod overtreden?

Ook het tiende gebod staat in nauw verband hiermee. Het verbod om verkeerde begeerten en verlangens te koesteren en na te streven heeft als positieve keerzijde het gebod om tevreden zijn met wat de Heere ons toeschikt in dit aardse leven. Het is begrijpelijk dat het voor mensen met een genderdysphorie moeilijk is om hier in mee te komen. Het is dan ook geen makkelijke weg die de Heere wijst. Er ligt een kruis op de schouders dat alleen draaglijk wordt als we dat kruis niet afwerpen maar als we bereid zijn het op te nemen, onszelf te verloochenen en het achter Christus aan te dragen.

Deze problematiek heeft dus ook te maken met de vraag hoe we staan tegenover het eerste gebod, het gebod dat ons er toe oproept om God te laten regeren; anders gezegd: God in ons leven God te laten zijn. Zijn we bereid in kinderlijk vertrouwen voor Hem te buigen, ook als we Hem niet begrijpen en worstelen met allerlei vragen? Voor dat buigen is genade nodig, maar zou die grote God niet machtig en gewillig zijn om dit te geven op een ootmoedig smeekgebed?

Leidt zo’n transitie er trouwens niet toe dat we ook in botsing komen met het negende gebod van de wet van de Heere? We zijn door God geschapen met een mannelijk lichaam, maar we zeggen een vrouw te zijn. Of we zijn geschapen met een vrouwelijk lichaam, maar we beweren een man te zijn. Doen we dan de waarheid geen geweld aan?

Daar komt nog wat bij. Mensen die van geslacht veranderen, willen graag – of eisen zelfs – dat anderen hen aanspreken met het nieuwe geslacht waarmee ze voor de dag gekomen zijn. Die anderen kunnen het daar moeilijk mee hebben. Ze kunnen het gevoel hebben dat ook zij in botsing komen met het negende gebod. Het is een situatie waarmee we steeds vaker geconfronteerd zullen worden. Hoe moeten wij omgaan met het al dan niet gebruiken van mannelijke of vrouwelijke voornaamwoorden? Wat doen wij als iemand ook nog eens over zichzelf spreekt in het meervoud? Strachan en Peacock gaan op deze en aanverwante vragen in middels hun publicatie Transgenderism (zie o.a. pag. 145-146). Maar het is hoe dan ook duidelijk dat christenen die overeenkomstig Bijbelse waarden en normen willen leven, in toenemende mate in gewetensnood kunnen raken.

4. De verlossing in Christus

Wanneer we de wet van God als een belangrijke Bijbelse notie noemen, kunnen en willen we ook niet om het evangelie heen. De Heere heeft het volk Israël Zijn wet gegeven in het kader van het genadeverbond. Het opschrift boven de wet luidt immers: “Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb” (Exodus 20:2). Ook de Heidelbergse Catechismus behandelt de Tien Geboden vooral in het laatste stuk, dus als het gaat over de dankbaarheid ofwel de heiligmaking. We moeten daarom altijd met twee woorden spreken, ook als we te maken hebben met de nood van genderdysforie. We mogen wijzen op de verlossing die er is in Christus Jezus voor allen die met hun nood en zonde bij Hem leren schuilen. Het is een verlossing die wij allen nodig hebben. “Want zij hebben allen gezondigd”, zegt Paulus in Romeinen 3 vers 23, “en derven de heerlijkheid Gods”. Met andere woorden: we missen allemaal het doel waartoe we zijn geschapen. Er loopt een diepe breuk door ons aller leven: een breuk tussen God en onze ziel. Het is deze diepe breuk die allerlei andere breuken met zich heeft meegebracht. We zijn niet alleen vervreemd van God, maar ook van elkaar, van de schepping (“de natuur”) en van onszelf.

In dit verband zou de vraag gesteld kunnen worden of Gods wet alleen geldt voor hen die door Christus verlost zijn en zich nu Zijn eigendom mogen weten. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. De wijze koning Salomo zegt: “Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen” (Prediker 12:13b). De Heere heeft recht op ons aller leven. En wie met al zijn tekortkomingen zoekt om naar Zijn Woord te leven is er zelf ook goed mee. Ook los van haar functie als leefregel der dankbaarheid voor Gods kinderen heeft de wet een heilzame functie voor mens en maatschappij. Ze heeft bovendien een pedagogische functie. Ze wil ons laten zien hoe weerbarstig ons hart is en hoezeer wij een Verlosser nodig hebben. Zij is – om het eens met een oude uitdrukking te zeggen – kenbron van ellende en tuchtmeester tot Christus. Dat is een heel mooie gedachte. God wil ons niet plagen als Hij met Zijn ordeningen en wetten tot ons komt. Hij wil ons ermee op de rechte plaats brengen. Hij wil ons leiden tot de verlossing in Christus en van daar uit tot een nieuwe levenswandel.

5. Een blijvende gebrokenheid

Is dan alles opgelost? Ben je dan ineens een heel ander mens? Dat zou een misverstand zijn. Het zou ook niet eerlijk zijn het zo voor te stellen. “Verzoekingen horen bij het leven en zeker bij het leven van een christen”, zegt dr. Klaassen terecht in het eerste boek dat door Bijbels Beraad M/V is uitgegeven. “En dat betekent ook een levenslange worsteling om rein te leven voor Gods aangezicht.” Echter, “wie naar die heiligheid verlangt, mag zich getroost weten met de wetenschap dat Gods genade ook beschikbaar is in de vorm van volharding in het weerstaan van de verzoekingen”. (Liefde die boven alles uitgaat, pag. 173-174)

Het tweede boek dat door dit Beraad werd gepubliceerd, is een vertaling van Rachel Gilson’s boek Born Again This Way. De Nederlandse titel is veelzeggend: Vernieuwd en onveranderd. Rachel werd wel “born again” (wedergeboren) en ze werd door Christus vernieuwd. Ze heeft dat naar eigen zeggen op een heel existentiële wijze mogen ervaren. Maar ze heeft ook gemerkt dat haar oude verlangens niet plotsklaps weg waren en ze is daar heel eerlijk over in dit indrukwekkende, soms zelfs ontroerende boek. Het is een persoonlijk verhaal waar iedereen zijn of haar winst mee kan doen. Zolang Gods kinderen op aarde zijn hebben zij te maken met gebrokenheid. Eenmaal wordt alles nieuw, maar de weg naar Gods Koninkrijk is een weg van vallen en opstaan, van strijd en overwinning. Ook christenen blijven afhankelijk van Gods genade.

Rachel Gilson vergast de lezers niet op een vlot geschreven succesverhaal. Toch – of misschien juist daarom – is het ook een verhaal van hoop en bemoediging. Ze geeft aan dat waakzaamheid nodig is, ook bij hen die hun houvast in Christus hebben gevonden. Tegelijk mag ze vertellen dat de andere gevoelens een minder grote rol kunnen spelen naarmate ze minder worden gevoed. Hoe meer je op je gevoelens gefixeerd bent, des te sterker is het verlangen. Het omgekeerde geldt echter evenzeer. Laten we daarbij ook niet de Persoon en het werk van de Heilige Geest vergeten. God heeft ons een lichaam gegeven met de bedoeling dat dit lichaam een tempel van Zijn Geest zal zijn. Wanneer die Geest in het hart woning heeft gemaakt, geldt het woord van Paulus: “Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn” (1 Korinthe 6:20).

6. Verankering van onze identiteit

Om die reden is het voor christenen heel belangrijk te leven bij het Woord van God en niet zozeer bij hun gevoelens. Onze identiteit moet verankerd zijn in dat Woord. Dat is een zesde Bijbelse notie die we willen aanstippen. Wat zegt de Bijbel dan over onze identiteit? Het is een identiteit die bestaat uit meerdere aspecten. De Bijbel zegt als het ware:

  1. Je bent een mens en geen dier; je bent een schepsel van God (d.w.z. een beelddrager, zelfs – in de meer algemene zin van het woord – na de zondeval).
  2. Je bent mannelijk of vrouwelijk (de biologische uitzonderingen daargelaten).
  3. Je bent een mens die geplaatst is in verschillende relaties: tot God, tot je naaste, tot jezelf en tot de natuur.
  4. Je bent een gevallen mens (een zondaar), levend in een gebroken werkelijkheid.
  5. Je bent onderworpen aan Gods wet (de wet als Gods heilzame inzetting voor het maatschappelijk leven, als een spiegel die ons leven en ons innerlijk blootlegt, als een pedagoog die ons tot Christus leidt en als een leefregel der dankbaarheid).
  6. Je bent een voorwerp van Gods genadige bemoeienis.
  7. Je bent een kind van God (als het goed is, dus als je wedergeboren en in Christus geborgen bent) en daardoor ben je ook een beelddrager van Christus.
  8. Je bent een mens met een roeping in dit leven, en als christen ben je iemand met een dubbel grote verantwoordelijkheid (geroepen om in afhankelijkheid van Christus het “zout der aarde” te zijn).

Van deze acht punten hebben de meeste geen betrekking op onze geslachtelijkheid. Onze identiteit ligt dus niet primair in die geslachtelijkheid. Vooral met het oog op hen die worstelen met hun geslachtelijkheid of genderbeleving is het van groot belang dit te benadrukken. Onze identiteit ligt niet alleen verankerd in onze seksuele of geslachtelijke identiteit, maar ook in veel andere aspecten van ons menszijn.

Het is Rachel Gilson die daarmee haar boek afsluit. Ze zegt: “Als we onszelf homoseksuele of queer christenen noemen, ben ik bezorgd dat we dat aspect van ons leven teveel ruimte geven. Dat dit onze identiteit vormt op manieren die niet behulpzaam zijn. Dat het ons afsluit voor dingen die God wellicht wil doen. Dat het eenvoudiger wordt compromissen te sluiten op dit terrein. Het is maar al te gemakkelijk om de stap te zetten van ‘ik erken dat een bepaald gegeven over mij waar is’ naar ‘ik beschouw dat gegeven als dé waarheid over mezelf’. Ik wil graag dat we nuchter en waakzaam zijn in onze woordkeuze. (…) Jezus Christus (…) is onze Eigenaar. Onze identiteit ligt verankerd in Hem.” (pag. 154-155)

7. De deugd van zelfverloochening

Een zevende Bijbels-theologische notie zou genoemd kunnen worden “de deugd van de zelfverloochening”. Ik wil daar kort over zijn omdat Laurens van der Tang daar in de achterliggende tijd een- en andermaal over heeft geschreven en gesproken. Ik denk daarbij vooral aan zijn artikel “Frontale botsing van visies op ‘zelf’” (RD, 22 maart 2021) en het artikel “Stel deugd van zelfverloochening tegenover genderrevolutie” (RD, 19 juni 2021).

Carl R. Trueman heeft vorig jaar een fenomenale studie het licht doen zien onder de titel The Rise and Triumph of the Modern Self. In dit boek gaat hij uitvoerig in op transgenderisme; zijn boek loopt er in feite op uit. Maar in datzelfde boek geeft hij ook een overzicht van het denken over deugd en moraliteit binnen het raam van de westerse geschiedenis. Zoals bekend, hebben in die geschiedenis de klassieke deugden een plaats gehad.

Terecht wijst dr. H. Jochemsen in een recent verschenen brochure op enkele van deze deugden. Hij schrijft: “Van patiënten wordt in de problematiek van genderdysforie deugden gevraagd als aanvaarding, vertrouwen (op Gods leiding), volharding, geduld, moed (om de situatie onder ogen te zien), hoop (op Gods genadige nabijheid en Zijn heerlijke toekomst, waar geen genderdysforie meer is). Het is in het christelijke leven belangrijk dat we ons allen gelovig oefenen in de deugden die de Bijbel ons voorhoudt, zodat ze ons in moeilijke omstandigheden moreel dragen en helpen steeds verantwoorde beslissingen te nemen.” (Genderdysforie, pag. 48-49).

In Bijbels licht zou je kunnen zeggen dat deze deugden allemaal samenkomen in de deugd van de zelfverloochening. De grote hervormer Johannes Calvijn geeft aandacht aan dit onderwerp in zijn Institutie, Boek 3, hoofdstuk 7. Hij noemt zelfverloochening “de kern van het christelijke leven”, iets dat onder meer tot uiting komt in het kruis-dragen (hoofdstuk 8). Hetzelfde thema wordt opgepakt door meerdere vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Zo schrijft Petrus Wittewrongel in zijn vuistdikke boek Christelijke huishouding niet minder dan 700 pagina’s over de christelijke deugden. Graag verwijs ik ook naar twee geschriften van de puritein Thomas Hooker die vorig jaar met behulp van dr. A. Baars in een Nederlandse vertaling zijn uitgebracht onder de titel Zelfverloochening en zelfbeproeving. Het zou weleens vruchtbaar kunnen zijn om deze erfenis uit het verleden nuttig te maken voor de omgang met transgendergevoelens in het heden. Hoe dan ook, naast tevredenheid – een deugd die al genoemd is naar aanleiding van het tiende gebod – is zelfverloochening is zonder meer een Bijbelse notie.

8. De mens als eenheid van lichaam en geest

Een achtste Bijbels-theologische notie is die van de mens als eenheid van lichaam en geest. Bij het denken hierover heb ik mij laten inspireren door Debra Soh met haar boek The End of Gender, door Abigail Shrier met haar boek Irreversible Damage en in het bijzonder door  Nancy Pearcey met haar boek Love Thy Body (een boek dat op een pakkende wijze is gerecenseerd door Mary Elberstadt).

Nancy Pearcey wijst erop dat de moderne persoonlijkheidstheorie een negatieve kijk heeft op het lichaam. Terwijl de Bijbel de eenheid van lichaam en ziel benadrukt (zie bijvoorbeeld Psalm 63:2, Psalm 44:26 en Spreuken 4:21-22), is er in onze huidige cultuur sprake van een dualistische opstelling. Het lichaam wordt tegenover iemands persoon gesteld alsof het twee losse entiteiten zijn en alsof het lichaam minderwaardig is.

In de tijd van de Vroege Kerk stond de Bijbelse, positieve waardering van het lichaam haaks op het levensgevoel van de oude heidense cultuur. Die cultuur was doordrenkt van manicheïsme, platonisme en gnosticisme, levensbeschouwingen die stuk voor stuk hebben aangezet tot wereldmijding en verachting van het aardse en lichamelijke. Enigszins spottend zeiden de Grieken: het soma (lichaam) is een sema (graftombe). De zondeval van de ziel bestond er volgens hen in dat zij in de kerker van een lichaam werd opgesloten. De ziel was goed, het lichaam kwaad. Het christendom met zijn boodschap van de menswording van Gods Zoon moet dan ook onvoorstelbaar revolutionair geklonken hebben. Het Woord is vléés geworden (Johannes 1:14)! Terwijl de eerste Adam door God uit de aarde was voortgebracht, begon de tweede Adam Zijn herscheppend werk als een nietig mensenkind. De kribbe van Bethlehem was in de begindagen van het christendom net zo’n groot struikelblok als het kruis van Golgotha. Gods verlossend handelen gaat niet buiten het lichaam om. Dat blijkt ook als de Heere Jezus verrijst uit het graf. Dan staat Hij namelijk op met Zijn eigen lichaam, zij het een verheerlijkt lichaam, en neemt Hij dat lichaam 40 dagen later mee naar de hemel. Bovendien breekt eenmaal de dag aan waarop Hij wederkomt om de doden op te wekken. Dan zullen de gestorven heiligen God zien “uit hun vlees” (naar Job 19:26). Christus zal niet alleen een nieuwe hemel maar ook een nieuwe aarde in het aanzijn roepen (Openbaring 21:1). Dat is de boodschap van de Bijbel.

Juist in het licht van de huidige ethische vragen is het van eminent belang de waarde van het door God geschapen lichaam te benadrukken. Deze tijd met haar onderwaardering van het lichaam en haar focus op psychische gevoelens heeft dringend behoefte aan een “theologie van het lichaam”. Misschien klinkt dat vreemd, want er wordt nogal eens gezegd: “Ziel verloren is alles verloren, en ziel behouden is alles behouden”, en in zekere zin is dat waar (zie Mattheüs 10:28 en 16:26). Toch is het maar de helft van de waarheid. Als we het belang van ons lichaam ontkennen of relativeren, wreekt zich dat op andere terreinen. Het zal zich ook wreken bij de vraag hoe we moeten omgaan met genderdysphorie en transgenderisme.

Nancy Pearcey wijst hier met klem op. Laten we over deze zaken spreken, zo zegt ze, niet op een negatieve wijze en met een kille toon, maar vanuit een positief zicht op het lichaam als een kunstwerk van de Heere (Psalm 139:14-17). Het is zeker waar dat het lovend spreken van David in Psalm 139 kan schuren bij mensen die een diepe afkeer voelen van hun lichaam, maar juist daarom moet door ons niet denigrerend over het lichaam gesproken worden. In ieder geval is iemand die worstelt met een identiteitsconflict er niet mee geholpen als wij de indruk wekken dat dit conflict zonder veel moeite kan worden opgelost door het lichaam naar de geest om te buigen.

Dit zijn zaken die ernstig en rustig overdacht moeten worden als men het lichaam wil (laten) aanpassen aan de geest. De redenering als zodanig is begrijpelijk. Zoals er soms sprake is zijn van een gehandicapt lichaam (denk bijvoorbeeld aan klompvoetjes), zo kan er ook sprake zijn van een “gehandicapte geest”. Genderdysforie zou dan gezien kunnen worden als een handicap van de geest. Waarom mogen aan het eerste wél en aan het tweede géén medische interventies verbonden worden? Bedacht moet worden dat het lichaam geen bijzaak is, geen stukje materie of het onderstel van een voertuig dat daarvan losgeschroefd kan worden zonder gevolgen voor het bovenstel. Het menselijk lichaam is evenmin een computerprogramma dat je kan uitwissen om dan weer bij nul te beginnen.

Meerdere christelijke en niet-christelijke wetenschappers, medici en psychologen manen daarom tot behoedzaamheid en terughoudendheid in dezen. Langzaam maar zeker wordt het duidelijk wat de schadelijke effecten zijn van hormoontherapie, pubertijdsremmers (in het Engels spreekt men treffend van “puberty blockers”) en transitie. Indringend en gedocumenteerd schrijft ook Abigail Shrier hierover in haar boek Irreversible Damage. Aangrijpend zijn vooral de passages over het mannelijk hormoon testosteron dat aan meiden wordt toegediend die liever als jongen door het leven gaan.Ik kan daar in dit bestek niet nader op ingaan, maar wil lezing van dit boek van harte aanbevelen.

9. De bijzondere positie van de vrouw

Mijn opmerking over dat betreffende hormoon illustreert overigens klip en klaar dat er, bij alle overeenkomsten, grote verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Om maar iets te noemen: iedere lichaamscel heeft een geslacht, een biologische sekse. Het typerende onderscheid tussen mannen en vrouwen betreft heel het lichaam, tot de organen zoals hersenen, hart, longen en gewrichten toe. Uitzondering op deze regel vormen uiteraard de zogenoemde intersekse-personen, mensen die zonder duidelijke geslachtskenmerken worden geboren (de voortplantingsorganen geven dan geen duidelijkheid over de vraag of het een jongen of een meisje betreft). In zo’n geval wordt kort na de geboorte of na verloop van tijd een geslacht “toegekend”. Maar in alle andere gevallen is er ook in dit opzicht een duidelijk onderscheid tussen man en vrouw.

Die verschillen vallen overigens niet per definitie in het nadeel van de vrouw uit; integendeel! De vrouw heeft qua lichaamsbouw en innerlijke aanleg een bijzondere schoonheid, een begaafdheid en een fijngevoeligheid waar je bij mannen vaak tevergeefs naar zoekt. Als negende Bijbelse notie zou ik daarom willen wijzen op de bijzondere positie van de vrouw.

De nieuwe manier van denken lijkt hier weinig of geen oog voor te hebben. Zij ontkent de genoemde verschillen of relativeert die sterk. Het is ironisch dat deze ideologie lijkt te parasiteren op stereotypen die men zegt te willen bestrijden. Een meisje bijvoorbeeld dat jongensachtig is moet geloven dat ze niet vrouwelijk maar mannelijk is. Beseft men wel dat dit wind in de zeilen geeft aan de oude, soms sterk eenzijdige stereotypen van wat echt jongensachtig of meisjesachtig, echt mannelijk of echt vrouwelijk is? Toen de veelvoudige Olympische kampioen uit Amerika Bruce Jenner in 2015 aan de wereld bekendmaakte dat hij eigenlijk een vrouw was en dat hij van nu af aan Caitlyn wilde heten, liet hij zich op de foto zetten met een diep decolleté en een flinke dosis make-up. Is dat dan typisch vrouwelijk? Versterk je op deze wijze niet allerlei karikaturen waar ook wij niets mee hebben?

In feite worden daardoor ook de veelgeprezen vrouwenrechten ondermijnd. Ga maar na. Is je biologische sekse niets anders dan een “sociaal construct”, waar zou je je dan nog druk om maken? Een beetje plastisch gezegd: als je geslacht niet tussen je benen zit maar tussen je oren, wat betekent het dan nog om je in te zetten voor vrouwenrechten? Wanneer deze postmoderne visie juist is, dan is er immers geen vrouw en geen man meer. Dan zijn er hooguit “mensen met een penis” (vergeef me de uitdrukking, maar het is een aanduiding die in LHBT-kringen in alle ernst wordt gebuikt) en dan zijn er vervolgens “mensen met een baarmoeder”, “mensen die lacteren” of “mensen die menstrueren”. Maar ook deze mensen zouden mannen kunnen zijn, althans in hun beleving. Zelfs de woorden “vader” en “moeder” verliezen hun betekenis of worden gezien als obscene woorden. Kortom, de fantastische wereld die Aldous Huxley heeft getekend in zijn klassieke roman Brave New World is tot leven gekomen.

10. Bewogenheid en liefde

De laatste notie die ik zou willen aanreiken is die van bewogenheid en liefde in de Bijbelse zin van het woord. Juist vanuit echte bewogenheid en liefde zouden wij niet moeten meegaan met de wind die er alom waait. De tolerantie van vandaag lijkt zo liefdevol, maar is ten diepste vaak een gebrek aan wezenlijke liefde en echte belangstelling voor de ander. Dat is een hele uitspraak, maar ik meen toch dat het zo is. Mensen worden het bos ingestuurd. Zoals het existentialisme een mens alle houvast ontneemt en terugwerpt op zichzelf, zo doet de transgenderideologie dat ook. Zij neemt alle vastheid weg die onze goede Schepper gelegd heeft in het werk van Zijn handen.

Is het niet barmhartiger wanneer wij elkaar en onszelf oproepen tot liefde voor de Heere en wanneer wij elkaar wijzen op de liefde van de Heere? Op een gezonde wijze mag een mens ook liefde hebben tot zichzelf en tot zijn eigen lichaam (let op de woorden van Paulus in Efeze 5:29). Waarom zouden wij trouwens mensen die hun lichaam haten bevestigen in hun gevoelens en keuzes? Doen we dat ook als een vrouw met bijvoorbeeld een zwarte huidskleur liever blank wil zijn en met chemische middelen haar best doet om wit te worden? Wat zeggen we dan? Of als een oudere man wil doorgaan voor iemand van een veel jongere leeftijd? En wat zeggen we als iemand liever een dier zou willen zijn? Zulke mensen gaan, zacht gezegd, nogal creatief om met de werkelijkheid, maar die werkelijkheid verandert daar toch niet door? We hebben in dergelijke gevallen toch te maken met een merkwaardige vorm van zelfverachting? Willen we zulke mensen stimuleren in hun keuze? Nee toch? Waarom gaan velen dan wel bijna klakkeloos erin mee als een meisje liever een jongen dan zichzelf wil zijn? Waarom wordt dat kritiekloos bevestigd (“affirmed”, zegt men in het Engels) en zelfs toegejuicht? Hoe consequent is dat?

Niet alleen voor volwassenen, maar ook voor jongeren en met name voor meisjes is de transgenderideologie, hoe geweldig ze ook lijkt, uiteindelijk onbarmhartig. Het zijn sinds een jaar of vijf vooral meisjes die van geslacht willen veranderen. Onder invloed en aandrang van leeftijdsgenoten, van kommer en kwelverhalen en van eenzijdige informatie in de media neemt hun aantal enorm toe. Er is zelfs sprake van een hype. In veel gevallen gaat het om meiden die geen voorgeschiedenis op dit gebied hebben gehad, zoals dat bij mensen met een werkelijke genderdysforie wél het geval is. Bij deze meiden gaat het om – wat men noemt – rapid-onset gender dysphoria. Ze worden overgehaald tot een keuze die bepalend is voor hun verdere leven en die meerderen van hen na korter of langer tijd ontgoocheld zal achterlaten. In Engeland en Zweden lijken artsen, wetenschappers en regeringsinstanties zich dit inmiddels te realiseren. Het schip wordt door de wal gekeerd en de common sense lijkt terug te komen. Het wordt hoog tijd dat ook wij in Nederland wakker worden. In naam van de liefde. Of beter nog: in naam van de enige waarachtige God en van Jezus Christus Die Hij gezonden heeft. Dat zij zo!


Literatuur (boeken)

Ryan T. Anderson, When Harry Became Sally – Responding to the Transgender Movement, Encounter, New York, 2018

Carl Buijs, Wielie Elhorst, Jolanda Molenaar & Heleen Zorgdrager (red.), Wondermooi, zoals U mij gemaakt hebt. Handreiking voor gelovige transgender personen en werkers in de kerk.  Kok/Boekencentrum, Zoetermeer, 2019

Judith Butler, Gender Trouble – Feminism and the Subversion of Identity (2007; voor het eerst gepubliceerd in 1990).

Mary Eberstadt, Primal Screams – How the Sexual Revolution Created Identity Politics, Templeton Press, 2019

Rachel Gilson, Born Again This Way – Coming Out, Coming to Faith, and What Comes Next, The Good Book Company, Epsom, United Kingdom, 2020. Nederlandse vertaling: Vernieuwd en onveranderd – Uit de kast, opnieuw geboren, en dan? De Banier, Apeldoorn, 2021

Gabriele Kuby, Die globale sexuelle Revolution; Zerstörung der Freiheit im Namen der Freiheit (2016). Nederlandse vertaling: De seksuele revolutie – De vernietiging van de vrijheid uit naam van de vrijheid (2017). Engelse vertaling: The Global Sexual Revolution – Destruction in the Name of Freedom.

R. Albert Mohler, Jr., We Cannot Be Silent – Speaking Truth to a Culture Redefining Sex, Marriage & the Very Meaning of Right and Wrong (2015).

Nancy R. Pearce, Love Thy Body – Answering Hard Questions about Life and Sexuality, Baker Books, Grand Rapids, 2018

John Piper & Wayne Grudem (ed.), Recovering Biblical Manhood and Womanhood – A Response to Evangelical Feminism, Crossway, Wheaton, 2012

Philip Rieff, The Triumph of the Therapeutic – Uses of Faith After Freud, University of Chicago, 2006

Vaughan Roberts, Transgender – Christian compassion, convictions and wisdom for today’s big questions, The Good Book Company, 2016

Debra Soh, The End of Gender – Debunking the Myths About Sex and Identity in Our Society, Threshold Editions, New York, 2020

Abigail Shrier, Irreversible Damage – The Transgender Craze Seducing Our Daughters, Regnery Publishing, Washington, USA, 2020

Owen Strachan & Gavin Peacock, The Grand Design – Male and Female He Made Them, Christian Focus Publications, Fearn, Great Britain, 2016

Owen Strachan & Gavin Peacock, What Does the Bible Teach About Transgenderism, Christian Focus Publications, Fearn, Great Britain, 2016

Carl R. Trueman, The Rise and Triumph of the Modern Self – Cultural Amnesia, Expressive Individualism, and the Road to Sexual Revolution, Crossway, Wheaton, 2020

P. de Vries & M. Klaassen, Liefde die boven alles uitgaat – Wat zegt de Bijbel over (homo)seksualiteit en identiteit? (2020)

Andrew T. Walker, God and the Transgender Debate – What does the Bible actually say about gender identity, The Good Book Company, 2017

Mark A. Yarhouse, Understanding Gender Dysphoria – Navigating Transgender Issues in a Changing Culture, Downers Grove, USA, 2015

Literatuur (artikelen, brochures e.d.)

Mary Eberstadt, Girls Will Be Boys – The trans-kid craze must be stopped, https://claremontreviewofbooks.com/girls-will-be-boys

 “Kontekstueel”, themanummer over “Gender en transgenders”, 34e jaargang, nr. 3 (jan. 2020)

B. Labee, C. van Ruitenburg & A. Schreuder, Bijbels licht op seksuele diversiteit – toegespitst op homoseksualiteit, transgenderisme en genderneutraliteit, DMZ, Woeden, 2018

L. van der Tang, “Frontale botsing van visies op ‘zelf’”; artikel in het RD van 22 maart 2021

L. van der Tang, “Stel deugd van zelfverloochening tegenover genderrevolutie”; artikel in het RD van 19 juni 2021

P.J. Vergunst e.a., “Genderdysforie – Een handreiking aan kerkeraden met het oog op het pastoraat”, Uitgave van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, Apeldoorn, 2021

T. van der Waal-Goudriaan, “Geen moeder maar ouder; geen kleinzoon maar kindskind”; artikel in het RD van 9 april 2021.

T. van der Waal-Goudriaan, “Steeds meer LHBTQI-rijp – Genderideologie ontmantelt langzaam identiteit man en vrouw”; artikel in “De Waarheidsvriend” van 26 april 2018

Ook interessant