Nehemia als poortwachter (1)

Nehemia bouwt aan de muur.
Leestijd: 4 minuten

In Nehemia 13 staan drie lessen over het aangaan van verkeerde relaties en de gevolgen daarvan. Deze zijn van belang zijn voor het christelijke gezin.

Deze lessen kunnen ons helpen om verkeerde relaties te voorkomen of te verbreken. Het gaat niet alleen over de persoonlijke relatie met een ander, maar ook over verkeerde denkpatronen. Verkeerde denkpatronen hebben namelijk verwoestende gevolgen in (gezins-)relaties. We zien ook dat door de kracht van Gods Woord herstel van (gezins)relaties mogelijk is.

Inleiding

Nehemia 12 zou een mooi slot van het boek zijn geweest. In dat hoofdstuk wordt beschreven hoe de herbouwde muur rondom Jeruzalem aan de HEERE wordt gewijd. Door het herstel van de muur kan de vijand niet meer ongehinderd de stad binnenkomen om er zijn kwade invloed uit te oefenen. We kunnen dit toepassen op het gezin. De muur is een beeld van afzondering van de wereld, het symbool van het maken van onderscheid “tussen het heilige en het onheilige” (Ezechiël 42:20). Christelijke gezinnen moeten ervoor waken dat de wereld geen vrije toegang tot het gezin heeft. Het is bemoedigend dat er gezinnen zijn, die Gods Woord als norm nemen om het kwaad, de zonde, buiten de deur te houden.

Maar het boek Nehemia eindigt niet met een gelukkig volk van God, waarvan de gezinnen, beveiligd door de muur van Gods Woord, leven voor hun God. In het slothoofdstuk van het boek wordt duidelijk dat, ondanks de wijding van de muur, lang niet alles goed is. In dit laatste hoofdstuk leren we dat de tucht nodig is om de heiligheid, ofwel de afzondering van de stad voor God, te bewaren. Als we dit toepassen op het gezin, moet de vader een Nehemia zijn. De vader is hoofdverantwoordelijk om zijn kinderen op te voeden in de tucht en vermaning van de Heer (Efeziërs 6:4). Hij zal daarbij zeker in overleg met zijn vrouw te werk gaan.

We kijken nu naar de eerste les uit Nehemia 13.

1. Waar Gods Woord werkt, wordt het kwaad uit het gezin verwijderd – Nehemia 13:1-3

1 Op die dag werd er voorgelezen uit het boek van Mozes voor de oren van het volk.
Daarin werd voorgeschreven bevonden dat een Ammoniet of een Moabiet
tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen,
2 omdat zij de Israëlieten niet met brood en water tegemoetgekomen waren,
en men Bileam tegen hen had ingehuurd om hen te vervloeken;
onze God had de vloek echter veranderd in zegen.
3 Het gebeurde, toen zij de wet hoorden, dat zij alle mensen van allerlei herkomst afzonderden van Israël.

Het hoofdstuk begint in deze verzen met het voorlezen uit het boek van Mozes voor de oren van het volk. Ze horen voorlezen wat er in Deuteronomium 23 staat: dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mag komen (Deuteronomium 23:3-4). Als het volk hoort wat God daarover heeft bevolen, gaan zij de verkeerde mensen van Israël afzonderen. Het zijn “alle mensen van allerlei herkomst”, dat wil zeggen mensen van allerlei heidense volken, onder wie de Ammoniet en de Moabiet. Die hadden ze in de loop van de tijd vrije toegang in hun midden verleend (zie Neh.13: 23). Door na hun oren ook hun harten te openen voor het voorgelezen Woord van God wordt hun duidelijk hoezeer ze daarmee tegen Gods wil zijn ingegaan. Vervolgens worden ze gehoorzaam aan wat God in Zijn Woord heeft gezegd.

Het is een list van de vijand om Gods volk (dat is nu ‘de gemeente van God die bestaat uit alle wedergeboren kinderen van God’), zich te laten vermengen met hen die geen leven uit God hebben. Dan gebeurt wat in 2 Korinthiërs 6:14 wordt verboden: een gelovige gaat met een ongelovige onder een ongelijk juk. Hierdoor wordt de kracht van Gods volk weggenomen. Wie niet tot Gods volk behoort, maar er toch in opgenomen wordt, brengt een denk- en handelwijze mee die tegengesteld is aan Gods wil. Dat heeft een negatieve invloed op het volk van God. Er wordt dan gezegd dat er ‘ruimer’ moet worden gedacht en dat optreden tegen het kwaad hoogmoed is, want ‘we mankeren toch allemaal wat’. Waar deze manier van denken zich openbaart, moet er krachtig tegen worden opgetreden. Dat doet het volk hier.

Luisteren en doen

Zodra het de wet gehoord heeft, wordt er direct naar gehandeld. Directe gehoorzaamheid ontbreekt vandaag veelal. Als God iets duidelijk zegt, begint de mens te redeneren. Hij wil eerst de redelijkheid van iets inzien, voordat hij gehoorzaamt. Zo werkt dat hier niet bij Israël en zo werkt het ook niet bij ieder die eerbied voor Gods Woord heeft en ernaar verlangt er gehoorzaam aan te zijn. Er zijn er ook die het Woord lezen, maar dan reageren zoals de Romeinse stadhouder Felix dat doet, die tegen Paulus zegt: “Ga nu maar weg; als ik echter weer gelegenheid heb, zal ik u bij mij roepen” (Handelingen 24:25). Dat zijn van die besluiteloze mensen. Even zijn ze onder de indruk, maar een beslissing nemen ze niet.

Een vader moet openstaan voor de werking van het Woord van God. Als hem uit Gods Woord wordt voorgehouden dat er in zijn denken en zijn gezin zaken zijn binnengeslopen, moet hij die corrigeren. Het alleen maar constateren dat er dingen niet goed zijn, is niet voldoende. Hij zal, samen met zijn vrouw, handelend moeten optreden en het verkeerde dat toegang heeft gekregen, eruit verwijderen. Verwijderen betekent ook het voor God, en misschien ook voor zijn vrouw en kinderen, belijden. Enkele voorbeelden over welke dingen het kan gaan, komen terug in een volgende Bijbelstudie. Hier gaat erom of een vader bereid is zich door het Woord te laten aanspreken en er ook naar te handelen. Die bereidheid hangt ten nauwste samen met de vraag of er een levende relatie met de Heere Jezus is. Anders wordt een correctie het opleggen van een nieuwe wet en niet een handelen in de vrijheid van de Geest.


Dit is de eerste Bijbelstudie in een serie over Nehemia’s hervormingen. Lees hier deel 2.

Ook interessant

De heilige familie

Het Kerstevangelie gaat over een Kind, Dat opgroeide in een gezin, de heilige familie: Jozef, Maria en Jezus. In dit Evangelie gaat