Zondagschoolpolitie staat weer op de agenda

Politie
Leestijd: 3 minuten

De zondagsschoolpolitie staat weer op de agenda van de Tweede Kamer. Haagse politici eisen bevoegdheid om het informele onderwijs te controleren op inhoud die zij ongewenst achten. Dat blijkt uit een brief die demissionair VVD minister Paul afgelopen week aan de Tweede Kamer stuurde. 

Met deze wet eigent de overheid zich het recht toe om toezicht te gaan houden op alle vormen van informeel onderwijs. Bovendien krijgt zij het recht om ongevraagd advies te geven over de inhoud van het onderwijs. Ook mag ze ingrijpen wanneer zij dit wenselijk acht.

Via artikel 1 van de grondwet treft dit informele opleidingen van koran-school en zondagsschool tot scouting. Immers, op catechisatie leren jongeren wat God liefheeft en haat; en dat wij op dezelfde manier over de zonde moeten denken. Bovendien, dan zijn we angstig dicht bij de preekstoel en het leerstellig en ethisch onderwijs van de kerk gekomen.

In deze omstandigheden was het mooi om afgelopen maandagavond namens Bijbels Beraad M/V bij de SGP in Elspeet te mogen spreken over de “vrijheid van onze scholen”. Tijdens deze bijeenkomst meldde SGP fractievoorzitter Chris Stoffer (Tweede Kamer) dat het demissionair kabinet het wetsvoorstel toch weer op de agenda had geplaatst.

Na de verkiezingen had de Tweede Kamer namelijk op zijn voorstel de ‘wet op het toezicht van informele onderwijs’ van de agenda gehaald. De Kamer stemde in met een motie van Stoffers en Krul (CDA). Het toezicht zou alleen gericht moeten worden op geradicaliseerde instellingen die de democratische rechtstaat bedreigen. Daarvoor is in principe geen onderwijswet nodig. De overheid heeft hiervoor reeds allerlei bevoegdheden. Toezicht op specifieke aanbieders van informeel onderwijs is grondwettelijk mogelijk, maar dan op basis van een andere juridische grondslag, namelijk die van openbare orde en veiligheid. Er kon dus een streep door het wetsvoorstel en de voorbereiding ervan.

Meteen na de stemming vroeg Stoffer aan de minister om schriftelijke bevestiging en verduidelijking van hoe zij de motie ging uitvoeren. Die brief kwam op 7 maart. Daaruit bleek dat de minister de motie niet wilde uitvoeren. Ze zou alsnog met een algemeen wetsvoorstel zou komen. Blijkbaar hadden PvdA en GroenLinks ‘per ongeluk’ verkeerd gestemd… Het is een indicatie van het kwalitatief gehalte van ons parlement. Stoffer wilde uitleg en die kwam in vorige week in de nieuwe brief van de minister. Ze wil de bevoegdheid tot controle, maar geeft geen grondwettelijke redenen waarom ze die zou mogen krijgen.

Onnodige bevoegdheden
Uit de wandelgangen was al duidelijk dat links-liberale ideologen niet bereid waren hun agenda op te geven. Dat blijkt niet alleen uit de gang van zaken rond de totstandkoming van de wet op het burgerschapsonderwijs, maar eerder ook uit de aanvankelijke inspectie op Islamitische scholen. Het dagblad Trouw kopte in 2002 reeds “Inspectie moet geen AIVD-werk doen”. Dat geeft ook de spanning aan bij het wetsvoorstel op het informele onderwijs.

In de kern vraagt de minister om bevoegdheden die ze niet nodig heeft. Als er aangezet wordt tot misdaad bij informeel onderwijs, is dat een zaak van andere overheidsinstanties, zoals de politie. Daar heeft een minister van onderwijs niets mee te maken. Het laat zien dat dit demissionair kabinet graag alle delen van de samenleving wil beïnvloeden met haar mening, ook op terreinen van de samenleving waarvan we samen afgesproken hebben dat die onder de bevoegdheid van anderen vallen.

Ideologische maatstaf
Als redenen voor de noodzaak voor deze wet noemt ze: “Ook onderwijs dat buiten het reguliere onderwijsstelsel valt, heeft invloed op de manier waarop kinderen elkaar, hun leefwereld en de rest van de wereld tegemoet treden. Echter, wanneer er een slechte, kwaadwillende bron achter het informeel onderwijs zit, kan dit negatieve, schadelijke gevolgen hebben voor kinderen. Waar en wanneer dit het geval is, willen we tijdig en stevig kunnen ingrijpen, zodat goedwillende instellingen niet onterecht in een kwaad daglicht komen te staan.”

Wat bedoelt de minister met een “slechte, kwaadwillende bron” achter zulk onderwijs? Welke maatstaven heeft ze daarvoor?  Zijn predikanten die artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis onverkort leren op catechisatie ook zo’n sinistere bron? Mogen christelijke organisaties die toerustingsavonden verzorgen (als Bijbels Beraad M/V) straks door inspectieambtenaren gemeten worden op hun opvattingen over homoseksualiteit en transgenderisme? Niet volgens wat de natuur en de Bijbel laten zien wat goed of slecht is, maar naar de maatstaven die partijen als de VVD, D66 en GroenLinks/PvdA hebben voor slecht en kwaadwillend?

Het is duidelijk. Dit voorstel ondermijnt de rechtstaat en moet zo gauw mogelijk van tafel. Maar zelfs als dat niet gebeurt, hoeven christenen niet in paniek te raken. Wat de omstandigheden wel van ons vragen is om duidelijk en integer te zijn over onze opvattingen. Dat was ook de boodschap van alle sprekers maandagavond. Schaam u niet voor de Heere en de Bijbelse ethiek die we overdragen op onze kinderen. Dat kan niet in eigen kracht alleen. Daarvoor is voorbede nodig: voor ouders, onderwijzers, volksvertegenwoordigers, overheid en ambtenaren. Een stille kracht in de stille week.


Gepubliceerd: 29-03-2024

Ook interessant