Zoeken naar wegen bij gendertwijfel

Boek Jan Minderhoud: Geloof en Gender
Leestijd: 7 minuten

Boekbespreking naar aanleiding van: Jan Minderhoud, Geloof en gender, zoeken naar een begaanbare weg. Kok Boekencentrum, Utrecht 2025.


Jan Minderhoud is theoloog en werkt als zelfstandig counselor. Uit zijn professionele arbeid blijkt dat de auteur betrokken is bij mensen die geestelijk in de knoop zijn geraakt op het terrein van seksualiteit. Hij wil graag de scheppingsrealiteit als normatief zien, en zegt dat ook: We zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Minderhoud neigt daarbij naar common sense en de normativiteit van het geboortegeslacht (p.255-259). Genderdysforie ziet Minderhoud als een vorm van gebrokenheid. “Als we iets aan deze gebrokenheid mogen helen, moeten we daar ons uiterste best voor doen, temeer omdat genderdysforie ernstig lijden met zich kan meebrengen.”(p.255)

Geloof en gender is een boek dat veel goede en praktische informatie bevat. Minderhoud durft ook kritische vragen te stellen. Hij benoemt de sociale component van genderdysforie in onze tijd en laat zien hoe de explosie van de gendertwijfel, met name onder meisjes, samenhangt met de introductie daarvan bij het onderwijs. Ook roept hij op tot terughoudendheid met medisch ingrijpen en bepaalt hij de lezer bij de feitelijke werkelijkheid dat gendertwijfel bijna altijd overgaat op natuurlijke wijze.

Gods spreken onduidelijk

Ondanks al het goede dat dit boek biedt, heeft het een belangrijk verschil in uitgangspunt met de klassieke christelijke theologie. Gods openbaring in de natuur der dingen en in de Schrift is niet meer duidelijk, maar vooral vaag geworden.

Weliswaar zegt de auteur dat het belangrijk is om geen keuzes te maken die regelrecht tegen de Bijbel in gaan. Maar vervolgens blijkt de Bijbel in zijn beleving zo vaag geworden dat we zelfs niet meer kunnen weten wat Deuteronomium 22:5 precies bedoelt, als Mozes stelt dat mannen geen vrouwenkleren mogen dragen en omgekeerd. Minderhoud meent dat de betekenis van deze tekst niet meer te achterhalen zou zijn. We weten “niet precies wat de Wet van Mozes hiermee bedoelt. Zelf denk ik dat het om een verbod op rolverwisseling gaat.” (p.255) Ondanks zijn persoonlijke conclusie zegt de auteur vervolgens dat dit verbod dan in ieder geval niet voor transgenders zou gelden omdat de tekst geschreven zou zijn voor mensen die zich gemakkelijk voelen bij hun geboortegeslacht.

Deze benadering van “Ik voel het anders, dus de Bijbel geldt niet voor mij”, is typerend voor existentialistische exegese. Dat is iets wat Minderhoud persoonlijk ook niet wil, maar met deze manier van Bijbellezen wel gevaarlijk dicht benadert. Het is sympathiek om de motivatie voor de rolverdeling doorslaggevend te maken, vooral als die gelegen is in de psychische gebrokenheid van genderdysforie. Natuurlijk maakt het verschil of iemand vrouwenkleren aantrekt om overspel of prostitutie te bedrijven of om psychische troost te ontvangen. Toch is dit niet de manier waarop de kerk de Bijbel leest. Wie de geldigheid van de tekst inperkt op grond van gegevens van buiten de Schrift bedrijft ten diepste “Nieuwe Hermeneutiek”, zoals Cornelius van Til het noemde in zijn gelijknamige boek dat reeds in 1974 werd gepubliceerd.

De traditionele christelijke en joodse manier van Bijbellezen laat er geen twijfel over bestaan dat Deuteronomium 22:5 gaat over mannen die zich voordoen als vrouwen en omgekeerd. Zowel de kerk als het oude Israël zagen dit als zonde tegen de scheppingsorde, ofwel de van God gewilde kosmische ordening, zoals Joodse bronnen het noemen. Dit is duizenden jaren lang de overtuiging geweest, letterlijk vanaf de tijd van Mozes. Ook de tekst als zodanig is allesbehalve vaag. Prof. dr. Hendrik Koorevaar laat in zijn boek over Wissel van geslachtskleding en van geslacht. Deuteronomium 22:5 en genderdysforie zien dat de tekst bedoelt wat er staat: God verbiedt de mens zich te presenteren als iemand van het andere geslacht.

Schepping niet persé normatief

In Geloof en gender is de Bijbel dus onduidelijk geworden op een punt waar de betekenis meer dan drie duizend jaar als buitengewoon duidelijk werd ervaren. Die onduidelijkheid zou ook gelden voor Gods openbaring in de natuur der dingen (vgl. Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 2). Elke situatie, iedere persoon en iedere levensgeschiedenis is volgens de auteur uniek en vraagt om een eigen benadering. Minderhoud citeert de controversiële overtuiging van dr. Steensma van de TU Apeldoorn, “dat identiteit niet samenvalt met het geslacht waarin je geboren bent, dat je lichaam niet je laatste werkelijkheid is, maar dat je in tijd en eeuwigheid ‘in Christus’ mag zijn.”(p.258). Hoewel hij er niet expliciet mee instemt, neemt de auteur er ook geen afstand van. Zo ontstaat de indruk dat dit een prima overtuiging is.

Deze benadering heeft gevolgen die elders in het boek te zien zijn. Hoe iemand de schepping ziet, bepaalt niet alleen zijn opvattingen over genderisme, maar ook zijn verhouding tot God. Dat wordt duidelijk in de gebeden aan het slot van het boek. Die worden aangereikt voor pastorale situaties met personen die hun genderidentiteit normatief achten of daarmee worstelen. De auteur moedigt de lezers aan om de Heere te betrekken bij hun worstelingen. Dat typeert de positieve pastorale instelling van Minderhoud.

Wie echter de inhoud van deze gebeden beziet, bemerkt dat het openbaringsbegrip van Minderhoud voor theologische verschuivingen zorgt die de verhouding tot God raken: “Barmhartige God, Vader, U die ook als een Moeder voor ons bent.” (p.310) Als er “moeder” met een kleine letter had gestaan, had het opgevat kunnen worden als moederlijke zorg. Nu overstijgt God al onze categorieën van vrouwelijk en mannelijk (zie hoofdstuk 10 Gender en Godsbeeld). Gevolg hiervan is dat de transgender zich in zijn/haar gebed blijmoedig kan identificeren met een God die zowel onze hemelse Vader als Moeder is.

Deze benadering heeft eveneens iets existentialistisch. God openbaart zich als Vader. Zijn Zoon leert ons bidden tot de Vader, maar vanuit de filosofie trekken we er een constructie bij waardoor we God niet meer op Zijn Woord nemen. Zulk benaderingen nemen te weinig in acht dat God zich openbaart, kenbaar maakt, in de taal van gewone mensen, op ons vlak. Zoals we vroeger op de christelijke school zongen: “Dank U dat Gij hebt willen spreken. Dank U, Gij kent een ieders taal.”

Gendertaal in het gebed

Als de schepping voor de auteur normatief is, zou je mogen verwachten dat de gebeden die hij aanreikt dit reflecteren. Veel van de gebeden blijven echter vaag. Er wordt niet concreet gevraagd om vrede met het door God gegeven lichaam. Wie er, ondanks zijn lichaam, van overtuigd is geraakt dat hij man noch vrouw is, krijgt dit gebed mee: “Wij bidden voor non-binaire personen, in hun zoektocht om mens te zijn dat naar uw beeld geschapen is.” (p.311, accentuering BZ). De persoon wordt dus bij de Heere gebracht vanuit gendernormativiteit die zelfs het taalgebruik van het gebed beheerst. Gelukkig was dit niet de bedoeling. Navraag bij de auteur leerde me dat het gaat om een storende en wel heel ongelukkige taalkundige fout. Die gaat bij een eventuele herdruk gaat worden.

Hoewel het dus niet de bedoeling van de auteur was om binair of transgender normatief te laten voorkomen, ontbreekt in de gebeden een normatieve duiding vanuit schepping en Schrift. Iemand die worstelt en zondigt zou immers schuld en onvermogen willen belijden.

Als iemand besluit om voortaan als een ander geslacht door het leven te gaan, en dit statement maakt via kleding, hormonen en aanpassende operaties, dan is het gebed voor familie en vrienden in dit boek: “Het proces van transitie geeft zoveel vragen; wat ooit vanzelfsprekend was, is dat nu niet meer. ” (p.311) Zou het juist in zulke omstandigheden niet helpen als de pastor als dienaar van het Goddelijk Woord een normatieve inzet geeft vanuit de Bijbel om “toe te groeien naar het beeld dat U voor ogen had toen U ons vormde in de moederschoot”? (p.311). Wat van het “Doe uzelf geen kwaad”? (Hand.16:28). Juist in het licht van de sociale implicaties van transitie, en eventueel de medische gevolgen van levenslange hormoontherapie en het verwijderen van gezonde lichaamsdelen?

In het slotgebed, speciaal voor jongeren, wordt eveneens zorgvuldig alle normativiteit van geslacht vermeden. De beleving van de persoon staat centraal. “Ik ben nog op zoek naar wie ik ben, naar wie ik mag zijn en waar ik goed in ben.” (p.312) God heeft ons bestaan gewild en roept ons om te leven met Jezus. Ons levensdoel bestaat daarin om “anderen lief te hebben en zo Gods liefde te verspreiden.” (p.312) Richting de naaste is dat vooral het betonen van liefde en respect voor elkaars gevoel, wat de ander ook aanvangt. Hieraan liggen bij Minderhoud praktische overwegingen ten grondslag. Door bij voorbaat normatieve kaders te stellen, haken jongeren soms gemakkelijk af, terwijl je juist wilt dat ze verder nadenken. Het lastige van deze benadering is dat het de indruk kan geven dat Gods spreken veel vager is dan we vroeger dachten en dat de schepping niet persé normatief meer is.

Waarheen leidt de weg?

De gebeden Geloof en gender laten dus zien dat de normativiteit van Gods openbaring op de achtergrond is geraakt. Persoonlijk vind ik dat jammer, want het boek bevat ook veel goede zaken. Minderhoud plaatst het genderdenken zorgvuldig in historisch perspectief (hoofdstuk 5). Ook waarschuwt hij tegen de normativiteit van genderconstructies (hoofdstuk 6). In hoofdstuk 7 wijs hij erop dat je biologische geslacht nooit verandert en fundamenteel is voor medische zorg.

Die waarheden zouden sterker geïntegreerd kunnen worden met de exegetische conclusies en de praktische gebeden. In de Bijbel is liefhebben gekoppeld aan waarheid en het onderhouden van Gods geboden. Het evangelie is immers het evangelie van het koninkrijk? (Mat.24:14, 28:19) Dat raakt zowel de verhouding tot de Heere als tot de medemens.

In Geloof en gender staat de vraag centraal of de mens met gendertwijfel een weg kan vinden die voor hem begaanbaar is. Zou het niet mooi zijn als een pastor mensen in gendernood duidelijk kon meegeven dat God ons op begaanbare, maar soms moeilijke wegen roept? De schepping openbaart hierbij normatieve waarheid openbaart en Gods geboden heilzaam. “Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar.” (1 Joh.5:3)

Enkele vragen voor nadere bezinning die overblijven na het lezen van “Geloof en gender, zoeken naar een begaanbare weg”:

Waarheen leidt die weg als de verkeersborden zijn verdwenen? En: welk effect heeft de weg die transgenders kiezen op hun omgeving en de samenleving? Of geldt ook het Grote Gebod, net als Deuteronomium 22:5, niet meer voor alle mensen, maar slechts voor mensen die zich gemakkelijk voelen bij hun geboortegeslacht?


Recensie n.a.v. het boek Geloof en Gender. Auteur: Jan Minderhoud.
Uitgeverij Kok, 2025.
Prijs: €24,99
Aantal pagina’s: 317

Ook interessant

Schijnwereld 

Ik geloof dat God de mens mannelijk en vrouwelijk schiep. Volgens sommigen leef ik daarom in een schijnwereld…