Zondag 32

86. Vraag: Omdat wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Antwoord: Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijn Heiligen Geest tot zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzalige wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.

87. Vraag: Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren?
Antwoord: In generlei wijze; want de Schrift zegt, dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het rijk Gods beërven zal.

Zondag 41

108. Vraag: Wat leert ons het zevende gebod?
Antwoord: Dat alle onkuisheid van God vervloekt is, en dat wij daarom, haar van hart vijand zijnde, kuis en ingetogen leven moeten, hetzij in den heiligen huwelijken staat of daarbuiten.

109. Vraag: Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?
Antwoord: Dewijl ons lichaam en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zo wil Hij, dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mens daartoe trekken kan.