Deel 3, tweede sectie, tweede hoofdstuk, artikel zes

1 – “Man en vrouw schiep Hij hen…”

2331
Gij zult geen echtbreuk plegen (Ex. 20:14; Deut. 5:17).
Gij hebt gehoord dat er gezegd is: “Gij zult geen echtbreuk plegen”. Maar Ik zeg u: “Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd” (Mt. 5:27-28).

“God is liefde.” In zichzelf beleeft Hij een mysterie van gemeenschap en van liefde. Als God het mens-zijn van de man en de vrouw naar zijn beeld schept, prent Hij hen ook de roeping tot liefde en gemeenschap in, evenals het vermogen ertoe en de verantwoordelijkheid ervoor. “God schiep de mens naar zijn beeld (…), man en vrouw schiep Hij hen” (Gen. 1:27); “Wees vruchtbaar en word talrijk” (Gen. 1,28); “Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem op God gelijkend. Man en vrouw schiep Hij hen; Hij zegende hen en noemde hen mens op de dag dat zij geschapen werden” (Gen. 5:1-2).

2332
Wegens de eenheid van lichaam en ziel beïnvloedt de seksualiteit alle aspecten van de menselijke persoon. Heel in het bijzonder heeft ze te maken met de affectiviteit, het vermogen om lief te hebben en zich vaart te planten, en in algemenere zin met de geschiktheid om met een ander banden van gemeenschap aan te knopen.

2333
Iedereen, man en vrouw, heeft als opgave zijn geslachtelijke identiteit te erkennen en te aanvaarden. Het fysiek, moreel en geestelijk verschil tussen man en vrouw en de complementariteit zijn afgestemd op de waarden van het huwelijk en op de ontplooiing van het gezinsleven. Het harmonieuze leven van het echtpaar en van de samenleving hangt gedeeltelijk af van de wijze waarop tussen de geslachten de wederzijdse aanvulling, de behoefte en de steun aan elkaar beleefd worden.

2334
“Door de mens als man en vrouw te scheppen, kent God aan de man en de vrouw op gelijke wijze persoonlijke waardigheid toe”. “De mens is een persoon en dat geldt in gelijke mate zowel voor de man als voor de vrouw, want beiden zijn geschapen naar, het beeld en de gelijkenis van een persoonlijke God”.

2335
Elk van beide geslachten is, weliswaar op verschillende wijze, maar met dezelfde waardigheid het beeld van de kracht en de tederheid van God. De vereniging van man en vrouw in het huwelijk is een manier om de edelmoedigheid en de vruchtbaarheid van de Schepper lichamelijk uit te beelden: “Zo komt het dat een man zijn vader en zijn moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht, dat zij volkomen één worden” (Gen. 2:24). Uit deze vereniging komen alle menselijke geslachten voort.

2336
Jezus is gekomen om de schepping in de zuiverheid van haar oorsprong te herstellen. In de bergrede vertolkt Hij op een ondubbelzinnige wijze het plan van God: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is: ‘Gij zult geen echtbreuk plegen’. Maar ik zeg u: ‘Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd”’ (Mt. 5:27-28). Wat God heeft verbonden zal de mens niet scheiden. cit. De kerkelijke Overlevering heeft het zesde gebod steeds gezien als een gebod dat het gehele domein van de menselijke seksualiteit omvat.

II – De roeping tot kuisheid

2337
Kuisheid betekent de geslaagde integratie van de seksualiteit in de persoonlijkheid en wijst daarmee op de innerlijke eenheid van de mens als lichamelijk en geestelijk wezen. In de seksualiteit komt tot uitdrukking dat de mens deel uitmaakt van de lichamelijke en biologische wereld; deze seksualiteit wordt echt persoonlijk en menswaardig beleefd, wanneer ze opgenomen wordt in de relatie tussen twee personen, in de volledige wederzijdse overgave van man en vrouw, onbeperkt van duur. De deugd van kuisheid omvat dus zowel de gaafheid van de persoon als de volledigheid van de gave.

De gaafheid van de persoon
2338
De kuise mens zorgt voor de integriteit van de levens- en de liefdeskrachten, die in hem aanwezig zijn. Deze integriteit staat borg vaar de eenheid van de persoon en verzet zich tegen elk gedrag dat die eenheid aantast. Ze duldt geen dubbelzinnigheid, noch in de manier van leven noch in de wijze van spreken.

2339
Kuisheid veronderstelt een leerproces van zelfbeheersing , dat bestaat in een opvoeding van de menselijke vrijheid. Het alternatief is duidelijk: ofwel beheerst de mens zijn hartstochten en bereikt vrede, ofwel laat hij zich erdoor beheersen en wordt ongelukkig. cit. “De waardigheid van de mens vereist dat hij handelt in wel bewuste en vrije keuze, persoonlijk, namelijk van binnen uit bewogen en aangezet, en niet door een blinde innerlijke drift of daar een louter uiterlijke dwang. Een dergelijke waardigheid verkrijgt de mens, wanneer hij zich vrijmaakt uit elke gevangenschap van de hartstochten, zijn einddoel nastreeft in een vrije keuze van het goede en zich verzekert van de juiste hulpmiddelen, daadwerkelijk en in naarstige toeleg.

2340
Wie trouw wil blijven aan de beloften van zijn doopsel en weerstand bieden aan de bekoringen, zal ervaar moeten zorgen de juiste middelen aan te wenden: zelfkennis, beoefening van de ascese aangepast aan de concrete situaties, onderhouden van Gods geboden, beoefenen van de zedelijke deugden en trouw aan het gebed. “Door de onthouding worden wij namelijk bijeengebracht en teruggebracht naar het Ene, dat wij hebben verlaten om tot de vele dingen te vervallen”.

2341
De deugd van kuisheid behoort tot het domein van de kardinale deugd van matigheid, die de zinnelijke hartstochten en strevingen van de mens van de rede wil doordringen.

2342
Zelfbeheersing is een zaak van lange adem . Men mag nooit denken dat men ze eens voor altijd verworven heeft. In elke levensfase zal men zich ervoor moeten inspannen.. De vereiste inspanning kan intenser zijn in bepaalde perioden van het leven, wanneer bijvoorbeeld de persoonlijkheid gevormd wordt, in de kinderjaren en de jonge volwassenheid.

2343
De kuisheid kent bepaalde groeiwetten, die verlopen via fasen, waarin zij nog onvolmaakt is en maar al te vaak onderhevig aan zonde. “De deugdzame en kuise mens moet zichzelf, dag in dag uit, vormen door middel van talrijke, herhaalde en vrije keuzen. Zo leert hij het zedelijk goede kennen, beminnen en beoefenen volgens de verschillende fasen van een groeiproces”.

2344
De kuisheid is weliswaar een zeer persoonlijke opgave, maar ze veronderstelt ook een culturele inspanning , want “de groei van de menselijke persoon en de uitbouw van de maatschappij zelf zijn van elkaar afhankelijk”. De kuisheid veronderstelt eerbied voor de rechten van de persoon, in het bijzonder voor het recht op die informatie en opvoeding, die de morele en spirituele dimensies van het menselijk leven eerbiedigen.

2345
De kuisheid is een morele deugd. Maar het is ook een gave van God, een genade , een vrucht van geestelijke oefening. cit. De heilige Geest geeft aan hen, die door het water van het doopsel herboren werden, de genade om de zuiverheid van Christus na te volgen.

De volledigheid van de zelfgave
2346
Liefde is het vormend beginsel van alle deugden. Onder haar invloed wordt de kuisheid als het ware de leerschool voor de zelfgave van de persoon. Zelfbeheersing is gericht op de gave van zichzelf. Wie de kuisheid beoefent, wordt daardoor voor zijn naaste een getuige van de trouw en de tederheid van God.

2347
De deugd van kuisheid komt tot bloei in de vriendschap. Zij wijst de leerling van Christus erop hoe men Hem kan volgen en navolgen, die ons tot zijn eigen vrienden heeft uitgekozen, cit. zich totaal voor ons heeft gegeven en ons laat delen in zijn goddelijk leven. Kuisheid is belofte van onsterfelijkheid. De kuisheid krijgt vooral gestalte in de vriendschap met de naaste , vriendschap die groeit tussen personen van hetzelfde of van verschillend geslacht, betekent een grote weldaad voor allen. Ze leidt tot de geestelijke gemeenschap.

De verschillende vormen van kuisheid
2348
Elke gedoopte is geroepen tot kuisheid. De christen is “bekleed met Christus” (Gal. 3,27), het voorbeeld bij uitstek van kuisheid. Alle gelovigen zijn ertoe geroepen een leven te leiden in kuisheid, volgens hun persoonlijke levensstaat. Door het doopsel heeft de christen zich ertoe verplicht zijn gevoelsleven in kuisheid te leiden.

2349
“De kuisheid tekent de personen volgens hun verschil in levensstaat: sommigen in maagdelijkheid of godgewijd celibaat, een uitmuntende wijze om zich gemakkelijker en met een onverdeeld hart aan God te geven; anderen in overeenstemming met de voor allen geldende bepalingen van de zedelijke wet ofwel in een gehuwd ofwel in een ongehuwd leven”. Gehuwden zijn geroepen om de echtelijke kuisheid te beleven; de ongehuwden beoefenen de kuisheid in onthouding: Er bestaan drie vormen van de deugd van kuisheid: de eerste is die van de echtgenoten, de tweede is die van het weduwschap, de derde die van de maagdelijkheid. Wij prijzen niet één van deze vormen met uitsluiting van de andere. Hierin ligt juist de rijkdom van de leefregels van de kerk.

2350
Verloofden zijn ertoe geroepen de kuisheid in onthouding te beoefenen. Zij moeten deze proeftijd zien als een periode waarin ze leren voor elkaar respect op te brengen en elkaar trouw te blijven in de hoop dat ze elkaar van God zullen ontvangen. De uitingen van tederheid die specifiek zijn voor de huwelijksliefde, zullen ze bewaren voor de periode van het huwelijk. Zij zullen elkaar helpen om te groeien in kuisheid.

De zonden tegen de kuisheid
2351
De onkuisheid is een ongeregelde begeerte af een ongeordend plezier in het geslach6telijk genot. Geslachtelijk genot is moreel ongeordend, wanneer men het los van de doeleinden van voortplanting en vereniging, omwille van zichzelf zoekt.

2352
Onder masturbatie verstaat men de vrijwillige prikkeling van de geslachtsorganen, met de bedoeling daardoor een seksueel genot te ervaren. “Zowel het kerkelijk leergezag als de morele zin van de gelovigen hebben in de lijn van een constante traditie zonder aarzelen bevestigd dat masturbatie een intrinsiek en ernstig ongeordende handeling is”. “Helemaal afgezien van het motief is het opzettelijk gebruik van de geslachtelijke vermogens – buiten de gewone huwelijksrelaties om – in strijd met de finaliteit ervan”. Het seksueel genot wordt dan nagestreefd buiten “de seksuele relatie, die door de morele orde vereist wordt; dit wil zeggen buiten een relatie die de volle betekenis van de wederzijdse gave en van de menselijke voortplanting realiseert in de context van een ware liefde”. Om te komen tot een rechtvaardig oordeel over de morele verantwoordelijkheid van de betrokkenen en om de pastorale zorg te oriënteren, zal men rekening houden met de affectieve onvolwassenheid, de macht van gewoontes, de toestand van angst of andere psychische of sociale factoren die de morele schuld kunnen verminderen, of het zelfs tot een minimum kunnen terugbrengen.

2353
Onder ontucht verstaat men de lichamelijke vereniging van een man en een vrouw die niet met elkaar gehuwd zijn. Ze is ernstig in strijd met de waarde van de persoon en met de menselijke seksualiteit, die van nature gericht is op het welzijn van de echtgenoten, op de voortplanting en de opvoeding van de kinderen. Het is bovendien een bron van zware ergernis wanneer daardoor jongeren meegetrokken worden in het verderf.

2354
Pornografie houdt in dat seksuele handelingen, ofwel werkelijk ofwel voorgewend, aan de intimiteit van de partners aantrokken worden, om deze welbewust aan buitenstaanders te vertonen. Pornografie is een zonde tegen de kuisheid, omdat ze ingaat tegen de aard van de huwelijksdaad als intieme gave van de echtgenoten aan elkaar. De pornografie pleegt ernstig inbreuk op de waardigheid van degenen die er zich toe lenen (acteurs, handelaars, publiek), omdat de een voor de ander het voorwerp wordt van oppervlakkig genot en van ongeoorloofd winstbejag. Zij dompelt de betrokkenen in de illusie van een schijnwereld. Het is een zwaar kwaad. De burgerlijke overheid moet de productie en verspreiding van pornografisch materiaal verhinderen.

2355
Prostitutie pleegt inbreuk op de waardigheid van de persoon die zich eraan overgeeft en daardoor gereduceerd wordt tot een lustobject. Wie ervoor betaalt, zondigt zwaar tegen zichzelf: hij schendt de kuisheid, waartoe zijn doopsel hem verplicht en bezoedelt zijn lichaam als tempel van de heilige Geest. De prostitutie is werkelijk een sociale plaag. Zij betreft gewoonlijk vrouwen, maar het kunnen ook mannen, kinderen of jonge volwassenen zijn (in de laatste twee gevallen kamt er nog een zonde van ergernis bij). Ook al is het altijd zwaar zondig zich aan prostitutie over te leveren, toch kunnen armoede, chantage en sociale druk de toerekenbaarheid van de fout verminderen.

2356
Verkrachting is met geweld inbreuk maken op de seksuele intimiteit van een persoon. Het is een aantasting van de rechtvaardigheid èn van de liefde. Verkrachting betekent een zeer ernstige aantasting van het recht van iedere mens op respect, vrijheid en fysieke en morele integriteit. Zij brengt ernstige schade teweeg, die het slachtoffer levenslang kan tekenen. Het is steeds een intrinsiek slechte daad. Nog ernstiger is de verkrachting die door ouders en verwanten (vgl. incest) of door opvoeders wordt bedreven tegenover de kinderen die hun zijn toevertrouwd.

Kuisheid en homoseksualiteit
2357
Onder homoseksualiteit verstaat men de betrekkingen tussen mannen of tussen vrouwen die zich seksueel exclusief of overwegend aangetrokken voelen tot personen van hetzelfde geslacht. Homoseksualiteit kent, door de eeuwen heen en binnen de veelheid van culturen, verschillende verschijningsvormen. De psychische oorsprong is moeilijk op te helderen. Steunend op de heilige Schrift, die deze betrekkingen voorstelt als een ernstige ontaarding, heeft de Overlevering steeds verklaard dat “homoseksuele daden intrinsiek ongeordend zijn”. Ze zijn in strijd met de natuurwet. Homoseksuele handelingen sluiten de seksualiteit af voor de gave van het leven. Ze komen niet voort uit een ware affectieve en seksuele complementariteit. Daarom kunnen ze in geen geval goedgekeurd worden.

2358
Bij een niet gering aantal mannen en vrouwen is de homoseksuele neiging diepgeworteld. Zij kiezen niet zelf hun homoseksuele instelling uit; deze neiging, die objectief ongeordend is, betekent voor de meesten van hen een beproeving. Men moet deze mensen met respect, begrip en fijngevoeligheid behandelen. Men moet iedere vorm van onrechtmatige discriminatie vermijden. Ook deze mensen zijn geroepen om in hun leven de wil van God te volbrengen en – als zij christen zijn – de problemen die zij als gevolg van hun instelling ondervinden, te verenigen met het kruisoffer van de Heer.

2359
Homoseksuele mensen zijn tot kuisheid geroepen. Door de deugd van zelfbeheersing, die hen tot innerlijke vrijheid opvoedt, eventueel met steun van een belangeloze, vriendschappelijke begeleiding, door het gebed en de genade van de sacramenten, kunnen en moeten zij geleidelijk en standvastig, voortgang boeken op de weg van de christelijke volmaaktheid.

III – De liefde van de gehuwden

2360
De seksualiteit is gericht op de huwelijksliefde tussen man en vrouw. In het huwelijk groeit de lichamelijke intimiteit van de echtgenoten uit tot een teken en onderpand van de geestelijke gemeenschap. Tussen gedoopten wordt de huwelijksband geheiligd door het sacrament.

2361
“De seksualiteit waardoor man en vrouw zich aan elkaar geven door de eigen en exclusieve huwelijksdaden, is niet een zuiver biologisch gegeven, maar raakt de menselijke persoon in zijn diepste intimiteit. Ze is alleen echt menselijk, als ze een integrerend deel uitmaakt van de liefde waardoor man en vrouw zich tot de dood geheel aan elkaar binden”.. Tobias kwam van het bed overeind en zei tot Sara: ‘Sta op zuster, laten we bidden dat de Heer zich over ons ontferme’. En ze begonnen te bidden om bescherming en Tobias zei: ‘Gezegend zijt Gij, God van onze vaderen (…) Gij hebt Adam gemaakt en hem Eva zijn vrouw tot hulp en steun gegeven. Uit hen is het menselijk geslacht voortgekomen. Gij hebt gezegd: Het is niet goed dat de mens alleen is; laten we een hulp voor hem maken die bij hem past. Welnu, Heer, als ik mijn zuster hier tot mij neem, ga ik geen ongeoorloofde verbinding aan, maar blijf ik trouw aan uw wet. Betoon mij uw barmhartigheid en laat mij aan haar zijde oud worden.’ En Sara zei: ‘Amen’. Daarop brachten zij samen de nacht door”. (Tobit 8:4-9).

2362
“De daden waardoor de echtgenoten in kuise intimiteit één worden zijn eerzaam en waardig. Als zij op een werkelijk menswaardige wijze beleefd worden, betekenen en begunstigen zij de wederzijdse gave waardoor beide echtgenoten elkaar verrijken in vreugde en erkentelijkheid”. De seksualiteit is een bron van vreugde en genot. De Schepper zelf (…) heeft gewild dat de echtgenoten in deze dienst [van voortplanting] genot en bevrediging naar lichaam en geest zouden ondervinden. De echtgenoten doen dus niets slechts, wanneer ze dit genot nastreven en ervan genieten. Ze aanvaarden wat de Schepper voor hen heeft bestemd. Toch moeten de echtgenoten er zorg voor dragen, de grenzen van een gepaste matiging niet te overschrijden.

2363
Door de eenwording van de echtgenoten wordt het dubbele doel van het huwelijk bereikt: het goed van de echtgenoten zelf en het doorgeven van het leven. Men kan deze twee betekenissen of waarden van het huwelijk niet van elkaar scheiden zonder het geestelijke leven van het paar grondig te veranderen af zonder de waarden van het huwelijk en de toekomst van het gezin in gevaar te brengen. De huwelijksliefde van man en vrouw staat derhalve onder de dubbele eis van trouw en vruchtbaarheid.

De huwelijkstrouw
2364
Het echtpaar vormt “een innige gemeenschap van leven en van echtelijke liefde, daar de Schepper gesticht en onder eigen wetten geplaatst. Deze gemeenschap komt tot stand door het huwelijksverbond, met andere woorden: door een onherroepelijk persoonlijk en wederzijds jawoord”. Beiden geven zich definitief en totaal aan elkaar. Voortaan zijn ze niet meer twee, maar worden ze één vlees. De verbintenis die de echtgenoten uit vrije wil zijn aangegaan, legt hun de verplichting op deze gaaf en onverbreekbaar te bewaren. cit. “Wat God heeft verbanden, mag de mens niet scheiden” (Mc. 10:9).

2365
De trouw is de uitdrukking van de standvastigheid in het gestand doen van het gegeven woord. God is trouw. Het sacrament van het huwelijk voert man en vrouw binnen in de trouw van Christus aan zijn kerk. Door de echtelijke kuisheid leggen de gehuwden tegenover de wereld getuigenis af van dit mysterie. De heilige Johannes Chrysostomus roept jonggehuwde mannen op de volgende woorden tot hun echtgenote te richten: “Ik heb je in mijn armen genomen en ik hou van je, en ik stel je boven mijn eigen leven. Want het huidig leven gaat voorbij als ware het niets, en het is mijn vurigste wens om het met je zó te beleven dat we er zeker van zijn, niet van elkaar gescheiden te zullen worden in het leven dat voor ons is weggelegd (…) Ik stel jouw liefde boven alles en niets zou pijnlijker voor mij zijn dan niet dezelfde gedachten te koesteren als jij”.

De vruchtbaarheid van het huwelijk
2366
De vruchtbaarheid is een gave en een doel van het huwelijk, want de echtelijke liefde streeft er van nature naar vruchtbaar te zijn. Het kind komt niet van buitenaf als een toevoegsel aan de wederzijdse liefde van de echtgenoten; het ontstaat in het hart zelf van deze wederzijdse gave, waarvan het een vrucht en voltooiing is. De kerk “kiest partij voor het leven” en houdt voor “dat elke huwelijksdaad open moet blijven voor het doorgeven van het leven”. “Deze leer, die herhaaldelijk door het kerkelijk leergezag werd uiteengezet, steunt op de onverbreekbare band, die God heeft gewild en die de mens op eigen initiatief niet mag verbreken: de band namelijk tussen de twee betekenissen van de huwelijksdaad: vereniging en voortplanting”.

2367
Geroepen om het leven te schenken, hebben de echtgenoten deel aan de scheppende kracht en het vaderschap van God. “De echtgenoten weten dat zij in hun taak om menselijk leven door te geven en op te voeden (wat als hun eigen zending beschouwd moet worden) de medewerkers van de liefde van de scheppende God zijn en als het ware de vertolkers ervan. Daarom moeten zij hun opdracht in menselijke en christelijke verantwoordelijkheid vervullen”.

2368
Een bijzonder aspect van deze verantwoordelijkheid betreft de regeling van de voortplanting. Om rechtmatige redenen kunnen de echtgenoten wensen de geboorten van hun kinderen te spreiden. Het komt hun toe, zich ervan te vergewissen dat dit verlangen niet voortkomt uit egoïsme, maar in overeenstemming is met de vereiste edelmoedigheid van een verantwoord ouderschap. Bovendien zullen zij hun gedrag moeten afstemmen op de objectieve criteria van de zedelijkheid: Wanneer de verhouding tussen de huwelijksliefde en het verantwoord doorgeven van het leven aan de orde is, hangt het zedelijk karakter van het gedrag niet louter af van een oprechte bedoeling en van een afwegen van motieven; men moet die verhouding juist bepalen volgens objectieve criteria die ontleend zijn aan de natuur van de persoon en van zijn handelingen, d.w.z. criteria die binnen een context van ware liefde de volledige betekenis van de wederzijdse gave en van de menselijke voortplanting eerbiedigen; hiervoor is het beslist nodig dat de deugd van de echtelijke kuisheid met een oprecht hart beoefend wordt.

2369
“Slechts als men deze twee wezenlijke aspecten eerbiedigt, namelijk de vereniging en de voortplanting, bewaart de huwelijksdaad integraal de betekenis van de wederzijdse ware liefde en tevens de gerichtheid op de zeer verheven roeping van de mens tot het ouderschap”.

2370
De periodieke onthouding, de methoden van geboorteregeling die gebaseerd zijn op zelfobservatie en gebruikmaking van onvruchtbare periodes zijn in overeenstemming met de objectieve criteria van de zedelijkheid. Deze methodes eerbiedigen het lichaam van de echtgenoten, ze bevorderen de wederzijdse tederheid en begunstigen de groei van waarachtige vrijheid. Intrinsiek slecht is daarentegen “elke handeling die – hetzij in het vooruitzicht op de huwelijksdaad, hetzij tijdens het verloop ervan, hetzij in de ontwikkeling van de natuurlijke gevolgen – als doel of als middel zou beogen de voortplanting onmogelijk te maken”. Tegenover het taalgebruik dat gewoon de wederzijdse en volledige gave van de echtgenoten weergeeft, plaatst de contraceptie een objectief tegengesteld taalgebruik volgens welk het er niet meer om gaat dat men zich volledig aan elkaar geeft. Daaruit volgt niet alleen de feitelijke afwijzing van de openheid voor het leven, maar ook een ontkrachting van de innerlijke waarheid van de huwelijksliefde, die een gave van de hele persoon veronderstelt. Dit antropologisch en moreel verschil tussen contraceptie en de gebruikmaking van periodieke ritmen houdt ten aanzien van de persoon en de menselijke seksualiteit twee verschillende opvattingen in, die niet tot elkaar te herleiden zijn.

2371
“Allen evenwel dient het duidelijk te zijn dat het menselijk leven en de opdracht om het door te geven niet beperkt blijven tot enkel deze wereld en dat die binnen dat kader ook niet hun volle omvang en volledige betekenis kunnen vinden, maar altijd hun referentiepunt bezitten in de eeuwige bestemming van de mensen “.

2372
De staat is verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Daarom heeft hij het recht maatregelen te nemen om richting te geven aan de demografische ontwikkeling van de bevolking. Dit kan gebeuren door middel van objectieve en respectvolle informatie, maar niet door autoritair ingrijpen of dwingende maatregelen. Het is niet aanvaardbaar dat de overheid zich in de plaats gaat stellen van de echtgenoten als de eerste verantwoordelijken voor de voortplanting alsook voor de opvoeding van hun kinderen. Het is de staat niet toegestaan om op dit terrein middelen te gebruiken die strijdig zijn met de zedelijke wet.

Het kind als geschenk
2373
De heilige Schrift en de traditionele praktijk van de kerk zien in de kinderrijke gezinnen een teken van Gods zegen en van de edelmoedigheid van de ouders.

2374
Voor echtparen die moeten vaststellen dat zij onvruchtbaar zijn, betekent dit een groot lijden. “Wat baten mij uw gaven?” zegt Abram tot God; “Want ik blijf maar kinderloos…” (Gen. 15:2). “Geef mij toch kinderen” roept Rachel uit tot haar man Jakob, “anders ga ik dood!” (Gen. 30:1).

2375
Het wetenschappelijk onderzoek dat ten doel heeft de menselijke onvruchtbaarheid te verhelpen, moet aangemoedigd worden op voorwaarde dat het gericht is “op dienstbaarheid aan de menselijke persoon, aan zijn onvervreemdbare rechten, aan zijn waarachtig en integraal welzijn, en wel in overeenstemming met het plan en de wil van God”.

2376
De technieken die leiden tot een verstoring van de verwantschap door tussenkomst van iemand, vreemd aan het echtpaar, (afstaan van sperma of eicel, draagmoederschap) zijn hoogst verwerpelijk. Deze technieken (heterologe kunstmatige inseminatie en bevruchting) schenden het recht van het kind om geboren te worden uit een vader en een moeder, die het kent en die door het huwelijk met elkaar verbonden zijn. Zij gaan in tegen “het exclusieve recht dat men slechts vader en moeder wordt door eenwording van de een met de ander”.

2377
Wanneer bij deze technieken (homologe kunstmatige inseminatie en bevruchting) alleen de echtgenoten zelf worden ingeschakeld, zijn ze misschien minder zwaar te veroordelen, maar ze blijven toch moreel onaanvaardbaar. De seksuele daad wordt immers gescheiden van de voortplantingsdaad. De handeling waardoor het kind tot leven wordt gewekt, is dan geen handeling meer waarin twee personen zich aan elkaar geven; “het leven en de identiteit van het embryo worden toevertrouwd aan medische en biologische specialisten, en men maakt een begin met de overheersing van de techniek over de oorsprong en bestemming van de menselijke persoon. Een dergelijke verhouding van overheersing is op zichzelf in strijd met de waardigheid en de gelijkheid, die gemeenschappelijk moeten zijn aan ouders en kinderen”. “Wanneer de voortplanting niet gewild wordt als een vrucht van de huwelijksdaad, d.w.z. van de specifieke daad van eenwording van de echtgenoten, wordt ze in moreel opzicht beroofd van haar eigen volmaaktheid (…) Enkel het eerbiedigen van de band die er bestaat tussen de betekenissen van de huwelijksdaad en de eerbied voor de eenheid van het menselijk wezen, kunnen leiden tot een voortplanting die in overeenstemming is met de waardigheid van de menselijke persoon”.

2378
Het kind behoort niet tot de categorie van het “moeten”, maar tot die van het “krijgen”. Het “mooiste geschenk van het huwelijk” is de geboorte van een mens. Men mag het kind niet zien als een eigendomsobject. Tot die opvatting zou men komen, als men een zogenaamd “recht op een kind” erkent. In dit domein is er enkel het kind dat werkelijke rechten kan laten gelden: “vrucht te zijn van de specifieke daad van de echtelijke liefde van zijn ouders en eveneens het recht om als persoon geëerbiedigd te worden vanaf het moment van de conceptie”.

2379
Het evangelie leert ons dat fysieke onvruchtbaarheid geen absoluut kwaad is. De echtgenoten die, na alle geoorloofde medische hulp te hebben aangewend, onder onvruchtbaarheid lijden, mogen hun troost zoeken bij het Kruis van de Heer, bron van elke geestelijke vruchtbaarheid. Zij kunnen hun edelmoedigheid tonen door verlaten kinderen te adopteren af daar veeleisende diensten te bewijzen aan hun naaste.

IV – Zonden tegen de waardigheid van het huwelijk

2380
Overspel. Deze term wordt gebruikt om de ontrouw in het huwelijk aan te duiden. Wanneer twee partners, van wie er minstens één gehuwd is, met elkaar een seksuele relatie aangaan, zelfs van voorbijgaande aard, begaan ze overspel. Christus veroordeelt overspel en zelfs het verlangen alleen al hiernaar. Het zesde gebod en het Nieuwe Testament veroordelen overspel op een absolute wijze. De profeten geven het ernstig karakter ervan aan. In het overspel zien ze een beeld van de zonde van afgoderij.

2381
Overspel is een onrecht. Wie overspel bedrijft, schiet tekort in de aangegane verplichtingen. Hij schendt het teken van het verbond namelijk de huwelijksband; hij schendt het recht van de andere partner en brengt schade toe aan de instelling van het huwelijk door het contract te verbreken waarop het steunt. Hij benadeelt het welzijn van het menselijk geslacht en van de kinderen, die behoefte hebben aan een stabiele verbondenheid tussen de ouders.

Echtscheiding
2382
De Heer Jezus heeft met nadruk gewezen op de oorspronkelijke bedoeling van de Schepper, die gewild heeft dat het huwelijk onverbreekbaar zou zijn. Hij heft dan ook de inschikkelijkheid op, die in de oude wet binnengedrongen was. Tussen gedoopten geldt “dat een huwelijk dat aangegaan en voltrokken is, door geen enkele menselijke macht en door geen enkele oorzaak, behalve de dood, kan ontbonden worden”.

2383 De feitelijke scheiding van de echtgenoten met behoud van de huwelijksband, kan in bepaalde gevallen, voorzien door het kerkelijk recht, geoorloofd zijn. Indien de burgerlijke echtscheiding als enige mogelijkheid overblijft om bepaalde wettige rechten, de zorg voor de kinderen of de bescherming van het erfdeel veilig te stellen, kan ze gedoogd worden, zonder daarom een morele fout te betekenen.

2384
Echtscheiding betekent een zware schending van de natuurwet. Men matigt zich het recht aan het contract te verbreken dat door de echtgenoten vrij aangegaan werd, om samen het leven te delen tot aan de dood. Echtscheiding is een inbreuk op het heilsverbond, waarvan het sacramentele huwelijk het teken is. Een feitelijke nieuwe verbintenis, zelfs al zou die door de burgerlijke wet erkend zijn, maakt de breuk nog ernstiger: de hertrouwde persoon bevindt zich dan in een situatie van publiek en blijvend overspel. Als de echtgenoot, na de scheiding van zijn vrouw, een andere vrouw tot zich neemt, begaat hij echtbreuk, want hij laat deze vrouw echtbreuk plegen; en de vrouw die bij hem woont, begaat echtbreuk, omdat ze de echtgenoot van een andere vrouw tot zich getrokken heeft.

2385
De echtscheiding toont ook haar immoreel karakter door het feit dat zij een ontregeling teweegbrengt in het gezinsleven en in de samenleving. Deze ontregeling brengt zware schade met zich mee: voor de partner die in de steek gelaten wordt; voor de kinderen die blijvend lijden onder de scheiding van hun ouders en die zich heen en weer geslingerd voelen tussen hun ouders; ook echter voor de gemeenschap vanwege het aanstekelijke karakter, waardoor echtscheiding een ware sociale plaag wordt.

2386
Het kan voorkomen dat één van de echtgenoten het onschuldig slachtoffer is van een echtscheiding die door de burgerlijke wet uitgesproken werd; in dit geval treft die persoon geen morele schuld. Er is een aanzienlijk verschil tussen de partij die zich eerlijk heeft ingezet om trouw te blijven aan het sacrament van het huwelijk en die ten onrechte in de steek werd gelaten, en de partij die door eigen ernstige schuld een huwelijk verbreekt dat kerkelijk geldig is.

Andere zonden tegen de waardigheid van het huwelijk
2387
Men kan zich het innerlijk conflict van een man voorstellen die verlangt zich tot het evangelie te bekeren, maar zich daardoor genoodzaakt ziet, één of meer vrouwen te verstoten, met wie hij gedurende jaren in huwelijksgemeenschap heeft geleefd. Toch is polygamie niet in overeenstemming met de zedenwet. Ze is “radicaal in tegenspraak met de gemeenschap van het huwelijk: ze loochent in feite rechtstreeks het plan van God, zoals dit ons vanaf het begin werd geopenbaard; ze is in strijd met de gelijke persoonlijke waardigheid van de vrouw en van de man, die zich in het huwelijk aan elkaar schenken met een liefde die totaal en daarom ook uniek en exclusief is”. Een christen die vroeger polygaam leefde, is op grond van de rechtvaardigheid ernstig gehouden om zijn verplichtingen na te komen, die hij tegenover zijn vroegere vrouwen en zijn kinderen is aangegaan.

2388
Incest duidt op de intieme betrekkingen tussen mensen die bloed- of aanverwant zijn in een graad, die het huwelijk tussen hen niet toelaat. De heilige Paulus betitelt deze zonde als bijzonder zwaar: “Men hoort spreken van ontucht onder u (…) dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader! (…) In naam van de Heer Jezus moeten wij (…) die man uitleveren aan de satan, tot ondergang van zijn lichaam…”. Incest verwoest de familieverhoudingen en wijst op een terugkeer naar de dierlijkheid.

2389
Seksueel misbruik door volwassenen van kinderen of jongeren die aan hun zorg zijn toevertrouwd, kan men in verband brengen met incest. In dit geval is er sprake van een dubbel vergrijp vanwege de schandalige aanslag die gepleegd wordt op de morele en fysieke integriteit van de jongeren die er hun hele leven daar getekend blijven. Bovendien gaat het om een ernstige schending van de verantwoordelijkheid van de opvoeders.

2390
Men spreekt van ongehuwd samenwonen , wanneer een man en een vrouw weigeren een juridische en publieke vorm te geven aan hun verbintenis die de seksuele intimiteit insluit. De uitdrukking “vrije liefde” is misleidend: wat kan de betekenis zijn van een liefdesrelatie, wanneer de personen zich niet aan elkaar binden en op die manier getuigenis afleggen van hun gebrek aan vertrouwen in de ander, in zichzelf of in de toekomst? Ongehuwd samenwonen komt voor in zeer uiteenlopende situaties: het concubinaat, het afwijzen van het huwelijk als zodanig af het onvermogen om zich op lange termijn aan elkaar te binden. Al deze levenswijzen zijn in strijd met de waardigheid van het huwelijk: zij tasten de grondgedachte van het gezin aan; ze verzwakken de zin voor trouw. Ze zijn in strijd met de zedenwet: de huwelijksdaad mag uitsluitend plaatsvinden binnen het huwelijk; buiten dit kader is het steeds een zware zonde, die uitsluit van de sacramentele communie.

2391
Sommigen vragen tegenwoordig een soort “recht op proeftijd”, wanneer ze de bedoeling hebben om een huwelijk te sluiten. Hoe serieus het voornemen ook moge zijn van hen die voortijdige seksuele betrekkingen aanknopen, “toch garanderen zulke voortijdige seksuele betrekkingen geenszins de oprechtheid en trouw in de interpersoonlijke relatie tussen man en vrouw en bieden ze bepaald geen bescherming tegen grillen en willekeur”. De lichamelijke vereniging is moreel alleen toegestaan, wanneer een definitieve levensgemeenschap tussen man en vrouw tot stand is gekomen. Liefde tussen mensen verdraagt geen “proefperiode”. Liefde vraagt een totale en definitieve gave van de personen aan elkaar.

IN HET KORT

2392
“Liefde is de fundamentele en aangeboren roeping van elk menselijk wezen”.

2393
Door de mens als man en vrouw te scheppen, schenkt God gelijkelijk aan beiden hun persoonlijke waardigheid. Het is de opdracht van elk van beiden, man en vrouw, zijn of haar geslachtelijke identiteit te erkennen en te aanvaarden.

2394
Christus is het voorbeeld van de kuisheid. Elke gedoopte heeft als roeping kuis te leven, elk volgens zijn eigen levensstaat.

2395
Kuis leven betekent dat men zijn seksualiteit integreert in zijn persoon. Dit houdt het verwerven van zelfbeheersing in.

2396
Onder de zware zonden tegen de kuisheid moet men noemen: masturbatie, ontucht, pornografie en homoseksuele handelingen.

2397
Het huwelijksverbond dat de echtgenoten vrij hebben gesloten, houdt een trouwe liefde in. Het legt hun de verplichting op, de onverbreekbaarheid van hun huwelijk te behoeden.

 2398
De vruchtbaarheid is een goed, een gave, een huwelijksdoel. Doordat zij het leven doorgeven, delen de echtgenoten in het vaderschap van God.

2399
Geboorteregeling is één van de domeinen van het verantwoord vader- en moederschap. De rechtmatigheid van bedoelingen bij de echtgenoten rechtvaardigt niet het aanwenden van middelen, die moreel ontoelaatbaar zijn (b.v. directe sterilisatie of contraceptie).

2400
Overspel en echtscheiding, polygamie en het en het vrij samenwonen zijn zware inbreuken op de waardigheid van het huwelijk.